De wandelende geldboom

Ik ben na negen jaar terug in Egypte. Een land waar in de tussenliggende jaren verschrikkelijk veel is gebeurd en veranderd; protesten, coupes, aanslagen en nog veel meer van dat soort akkefietjes die het toerisme niet ten goede zijn gekomen.

Vergeleken met negen jaar geleden zijn er dan ook lang niet zoveel toeristen meer te vinden bij de ooit zo druk bezochte trekpleisters. Wat echter onveranderd is gebleven is de hoeveelheid troepverkopers die nu als een massa predatoren jaagt op een veel te kleine groep prooidieren.

Deze over concurrentie maakt dat de verkopers massaal de schaarse busjes cultuursnuivers bestormen om hun plastic piramides en kitscherige Toetanchamons te slijten, nog voor de bus goed en wel tot stilstand is gekomen.

Als doorgewinterde stalkers blijven ze je achtervolgen en aanspreken in wat basis neder-engel-duits dat ze door de jaren heen hebben opgestoken.

Ze blijven je naschreeuwen als je ze negeert, ze blijven naast je lopen als je ze niet negeert, ze lokken je met valse valutakoersen en als ze de kans krijgen achtervolgen ze je tot in de bus.

Bovendien zijn het niet alleen de troepverkopers die aan de wandelende geldbomen proberen te schudden, het personeel op de terrassen doet net zo hard mee. Je wordt bij elk drankje en hapje buiten de veilige zone van de reisorganisatie keihard geflest als je niet driedubbel de prijzen checkt. Bij het afrekenen komen dan argumenten als; de bon printer is stuk, maar het was zo en zo veel. Of op de kaart stonden de oude prijzen, maar nu is alles wat erop staat een stuk duurder. Kortom, de bevolking verandert in de ogen van de toerist al heel snel in een onbetrouwbare plaag die je het liefste zou willen bestrijden.

De opgebouwde irritatie maakte plaats voor medelijden na een bezoek aan een albaster fabriek, als verplicht onderdeel van de toer. Hier werd geshowd hoe in deze fabriek nog steeds op de traditionele manier klassieke beeldjes werden vervaardigd uit steen. Voor de ogen van de wandelende geldbomen begonnen vijf ingehuurde droeftoeters te doen alsof ze konden beeldhouwen (een act die door menig toerist nog zal worden geloofd ook) terwijl ze liedjes en dansjes opvoerde die door de eigenaar van de ‘fabriek’ werden aangekondigd. Het voelde een beetje alsof er tegen de droeftoeters werd gezegd; ‘Zing eens een mooi liedje voor Sinterklaas, want misschien stopt hij dan nog wel wat muntjes in je schoen.’

Zodra de act was afgelopen werden de wandelende geldbomen de showroom ingeloodst waar alle ‘handmatig vervaardigde beeldjes’ voor absurd hoge prijzen te koop werden aangeboden. Ineens werd hier met een hoeveelheid geld gesmeten waar de troepverkoper, die geen blik meer waardig wordt gegund, een jaar lang van had kunnen eten. Die arme troepverkoper die met zijn gestalk blij mag zijn als hij omgerekend 50 cent winstmarge pakt op een dag met zijn meuk. Terwijl de, in zijn ogen, witte miljonairs weer in hun aircobusjes naar de hotels met zwembad en lopen buffet worden afgevoerd.

Hoe irritant ik al deze stalkers ook vond en ik je een teringlijer vind als je probeert mij opzettelijk te bedriegen had ik toch ook wel medelijden en een soort van begrip voor hun Robin Hood-achtige werkwijze.

Want in verhouding met de jongen die stiekem omgerekend misschien 6 euro extra aan onze rekening van de avond probeert toe te voegen ben ik ook een wandelende geldboom. Een geldboom die vervolgens weigert mee te werken aan zijn creatieve rekenwerk en hem geen blik waardig meer gunt. Om daarna wel zonder problemen een bedrag dat waarschijnlijk evenredig is aan zijn maandsalaris neer te tellen, zodat ik een half uurtje de krabbels mag bewonderen die zijn voorouders 4000 jaar geleden in wat rotsen hebben staan kerven.

In zijn situatie was de Verschrikkelijke Ikke in mij en ook in jou waarschijnlijk evengoed vals gaan spelen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.