Whereabouts in Africa

  1. De Vlucht

 

De laatste dagen voor vertrek zijn het ergste. Het afscheid is al geweest, maar je bent er nog steeds. Het liefste zou je in een hoekje gaan zitten en wachten tot je van het één op het andere moment op de nieuwe bestemming bent. Ook al duurt het eindeloos, zelfs die laatste vier dagen gaan uitein­delijk voorbij en is het moment daar.

Het is het eind oktober en de zon heeft, zoals al bijna de hele zomer en herfst, zich weer volop laten zien vandaag. De tassen zijn gepakt en het is enkel nog wachten op de lift naar het vliegveld toe. Die lift laat niet lang op zich wachten en zonder er een emotioneel moment van te maken trek ik voorlopig voor de laatste keer de voordeur van mijn huis achter mij dicht.

 

Op Schiphol is het een vertrouwde drukte van belang. Gillende families bij de aankomsthallen en zenuwachtige families met gigantische koffers voor de incheckbalie. Ik drink nog een laatste kopje koffie met de mensen van wie ik het zo normaal vind om ze dagelijks te zien en die ik over een half jaar ook weer gewoon dagelijks zal zien. Dat zijn alleen niet de momenten waar ik nu mee bezig ben. Ik ben in mijn hoofd bezig met dat half jaartje daar tussenin. Dat halve jaartje waarin ik heel close met mensen zal gaan werken en samenzijn die ik op dit moment nog nooit eerder gezien heb. Ik heb de naam van een stad, de naam van iemand die daar woont, het adres van die woning en weet bij welke organisatie ze werkt. Dat is al meer dan ik tot vorige week wist, maar nog steeds onvoldoende om een beeld te kunnen vormen van mijn leven het komende half jaar.

De koffie is inmiddels op en het is tijd om dan ook deze allerlaaste mensen een dikke knuffel te geven en te beloven vooral te blijven skypen, appen en al het andere dat in deze wereld tegenwoordig nodig is.

 

Met ronkende motoren maakt de Boeing 737 zich los van de grond voor de eerste etappe in de lange 24 uur die komen gaan. Langzaam worden de auto’s op de Nederlandse snelwegen en de met elkaar vergroeide steden vol verlichte voetbalveldjes steeds kleiner tot ze verdwijnen onder een oprukkend wolkendek. Tegen de tijd dat er weer zicht is, is de landing al volop ingezet en ben ik aangekomen op de eerste pit-stop. Deze stop is nog wel een leuke uitdaging, aangezien er een krappe overstaptijd is ingerekend en het halve vliegveld, van dit kruispunt in het Europese vliegverkeer, moet worden overgestoken. Helaas blijkt de uitdaging toch tegen te vallen, alles is overzichtelijk aangegeven en met mij bleken meerdere mensen deze overstap te hebben dus het vliegtuig wacht braaf.

Gesetteld zie ik rustig de medepasagiers binnendruppelen en druk om hen heen kijken waar toch die plaatsen uithangen die op hun ticket staan. Kinderen die onderling aan het vechten zijn wie er bij het raampje mag zitten en anderen bij een raampje die het direct dichttrekken om ertegenaan te kunnen slapen.

Tegen het einde van de avond komt het vliegtuig in beweging en begint het aan zijn vlucht die nog tot morgenochtend zal gaan duren. Een lange nacht waarin iedereen zal proberen al zittend in zijn stoel een beetje slaap te pakken en vooral niet te veel energie te verspillen. Zelf zit ik in het middenstuk en kan met geen mogelijkheid naar buiten kijken. Daar heeft de vliegmaatschappij echter wat op gevonden, want op de schermpjes voor films en spelletjes is ook een vluchtsimulator die je vanuit de cockpit laat zien hoever we al zijn. Niet ver, blijkt als ik daar na al best wel lang stilzitten eens op kijk. Dan maar slapen, dan kan je zomaar ineens vier uur verder zijn…

 

Net op het moment dat ik de slaap goed te pakken heb besluit de stewardess dat het tijd is om mijn stoel weer rechtop te zetten en een bord voor te schotelen met iets dat door moet gaan voor ontbijt. Het is een uur voor de verwachte aankomsttijd en het vliegtuig wordt wakker. Het grote scherm laat nu de vluchtsimulatie zien waarop de hoogte en snelheid eerst langzaan en daarna met een rotgang dalen. Het is dat ik er vanaf mijn stoel niet veel van merk, anders zou ik er van overtuigd zijn geweest dat we bezig waren met een vrije val.

Zelfs vanaf mijn stoel zijn nu de eerste glimpen van het land te zien op de momenten dat het vliegtuig naar rechts afbuigt. De langste etappe zit er nu toch echt wel op, maar het spannendste nog niet. Het moment dat mij al een paar keer slapeloze nachten heeft bezorgd en mijn nagels volledig heeft vernield is nu nog maar een half uurtje van mij verwijderd.

Ik stap met mijn handbagage het vliegtuig uit en loop met de lange menigte richting de douane poorten. Op hetzelfde moment is er ook een vlucht uit London Heatrow gearriveerd, wat het in de dranghekken voor de douane er niet rustiger op maakt.

Ik zoek iemand die er niet al te conservatief en streng uitziet en loop met mijn paspoort naar zijn loket. Hij vraagt waarom ik hier ben en hoe lang ik van plan ben te blijven. Ik kom hier om voor vijf maanden te werken, maar daar heb ik niet het juiste visum voor. Ik heb namelijk geen werkvisum en als toerist mag je maximaal 90 dagen in dit land verblijven. Het is dus zaak dat ze daar niet achterkomen en in mijn dromen heb ik al hele kruisverhoren af moeten leggen. Nu is het werkelijkheid en soms is de werkelijkheid vele malen makkelijker dan een droom. Ik vertel dat ik ga rondreizen voor vijf maanden, maar dat ik verschillende landen aan zal doen en dus niet vijf maanden hier zal verblijven. Hij wenst mij veel plezier en stempelt het toeristenvisum voor de komende drie maanden in mijn paspoort, de verlenging daarvan komt later wel.

Nadat ook mijn backpack van de band is gerold begint het lange wachten op mijn laatste vlucht naar de echte eindbestemming. Ik ben nog te vroeg om al in te kunnen checken en dat megagewicht op mijn rug bij de balie te droppen dus wordt het ergens op de grond gaan zitten en wachten. Wachten op een vliegveld waar ik negen maanden geleden ook al geweest. Waar ze nu al volop in de weer zijn met het ophangen van kerstversiering en het optuigen van een immense kerstboom middenin de ontvangsthal. Dan mag bij ons het Sinterklaasfeest wat worden overschaduwd door de pietendiscussen. Die Goedheiligman zorgt er in ieder geval wel voor dat hij eerst in de etalages hangt en we niet drie maanden lang voor elke boodschap hoeven rond te dolen in een wirwar van rendieren, kerstmannen, sneeuwpoppen en klingelklokjes.

Na vijf uur mag ik mij dan eindelijk rustig richting de vertrekhal gaan begeven om daar om half vier in de middag in te stappen in de voor een derde volle Boeing 737. Bij het raam zie ik het landschap waar slechts één keer eerder door heb gereisd, maar toch zo vertrouwd voelt. Het land dat voorlopig mijn thuis zal zijn. Waarvan ik over een half jaar wellicht nooit meer afscheid zal willen nemen, of juist voorgoed de rug zal willen toekeren. In dat land daalt nu dit vliegtuig om zich op te maken voor de laatste landing van deze eindeloze trip. De zon staat hier net zo mooi als het zonnetje 24 uur geleden stond toen ik de voordeur van mijn huis dichttrok. De temperatuur is nog niet maximaal, maar dat zal te komende twee maanden gaan gebeuren. Ik pak mijn tas van de band en word in de aankomsthal opgewacht door mijn aankomende huisgenoot. Zonder al direct al te veel te praten rijden we naar huis. ‘Nou welkom hier in dit huis! Wat wil je vanavond doen? Zin om uit eten te gaan?’ Zegt ze als we in de woonkamer staan. “Ik wil graag eerst even douchen als je het niet erg vindt.’ Is mijn antwoord.

 

 

Roos

 

 

 

  1. De auto

 

In Amsterdam doe ik altijd alles op de fiets. De vrijheid om zelf te kunnen bepalen wanneer je van huis vertrekt, of diep in de nacht nog eens besluit richting bed te gaan vind ik altijd heel prettig. Vele malen prettiger dan het openbaar vervoer dat er ’s nachts mee ophoudt en overdag altijd net een minuutje eerder vertrekt dan jijzelf. Om deze stad dus snel te leren kennen en mijn eigen weg te kunnen gaan is het dus van belang om vlot eigen vervoer te hebben.

Deze stad is opzich niet zo heel groot en het zal ook niet lang duren voor ik er zelfstandig de weg in kan gaan vinden, maar op welke manier? Te voet is lang niet elk gebied, zeker als jonge vrouw zijnde, veilig om te lopen. Niet dat je gelijk dood gevonden zal worden, maar de kans op onaangename ontmoetingen is redelijk aanwezig. Ik reed met een lift langs een gebied dat mij bekend voorkwam van mijn vorige keer in deze stad en vertelde hem dat. Zijn antwoord was dat ik daar nooit had moeten lopen als ik geen pistool tegen mijn kop had willen krijgen. Zeker in deze periode is het niet verstandig om problemen op te zoeken, aangezien ook de armsten een mooie kerstmaaltijd op tafel willen kunnen zetten en daar is geld voor nodig… Nou dat is toch prettig om negen maanden later te horen, wat ik mij nog kan herinneren van deze kennelijk ‘no go area’ is dat het broodje prima smaakte dat we er hebben gegeten toen.

’s Nachts alleen over straat lopen wordt al helemaal afgeraden en openbaar vervoer is er In amper. Enkel op het moment dat je veel last begint te krijgen van suïcidale neigingen zou je een scooter kunnen overwegen, maar anders is dit ook geen optie. Ik heb het eerste exemplaar dat total-loss op de weg lag al gespot en dan bedoel ik niet enkel de scooter. Fietsen kan opzich wel, maar ik heb te weinig EPO gebruikt om de stijle wegen hier op te komen. Wat rest is dus een auto en die heeft dan ook iedereen. Ze rijden er langzaam in als ze geen remmen meer hebben en slingerend als ze teveel gedronken hebben, maar nooit te hard want haast bestaat hier niet.

Kortom, het eerste dat ik hier nu maar eens moet gaan regelen is een auto. Ik was in eerste instantie van plan er eentje te kopen en die dan over een half jaar weer voor hetzelfde bedrag van de hand te doen. Helaas is op dit moment de vraag naar occasions vele malen groter dan het aanbod en het prijskaartje dus ook ineens niet meer zo aantrekkelijk. Het werd dus gelijk dezelfde week van aankomst opzoek naar een deal in de verhuur.

Zodra je de townships inkomt vind je ontelbaar veel zelfstandige ondernemertjes met een eigen garage en auto’s voor de ‘best deal’. Ik besluit toch maar voor een mindere deal te gaan en een auto te huren bij een verhuurbedrijf dat mij wordt aangeraden net buiten de stad. Dit bedrijf verhuurt oudere auto’s zodat het ook nog wel betaalbaar is om voor een langere tijd te huren en nog dezelfde avond kan ik hem komen ophalen. Ik krijg een lift naar het verhuurbedrijf en teken daar een contract voor één maand wat eventueel verlengd kan worden. De goedkoopste variant is op dat moment niet aanwezig, maar voor dezelfde prijs krijg ik een andere mee. Een klein blauw autootje met genoeg krassen en butsen om zorgeloos te kunnen rijden, zonder bij elk drempeltje bang te zijn schade op te lopen.

Met hier en daar een kleine omweg lukt het mij vrij aardig om de weg naar huis terug te vinden en mijn ‘entrance to freedom’ voor de deur te parkeren. Nu heb ik morgen de gelegenheid om wat door de stad te dolen en zo mijn weg te leren vinden. Dan kan ik gelijk ook even langs de shoppingmalls om er een spijkerbroek bij te kopen. Ik heb in mijn optimisme maar één spijkerbroek meegenomen die ik ondertussen al de hele week draag, omdat het toch nog niet gelijk 26˚C bleek te zijn. Daarnaast kan ik een lokale markt zoeken om ingrediënten te vinden voor een goede lamsschotel en wat allemaal nog meer.

Wat alleen wel prettig zou zijn geweest was een accu die het de volgende dag ook nog steeds zou doen… Dubbelcheck of ik niet de lichten aan heb laten staan gisteravond, of iets anders vreemds op het dashboard. Ik kan niets vinden en na hem met wat hulp van de oprit af te hebben geduwd slaat de motor alsnog aan. Met enige angst voor het afslaan van de motor op een kruispunt ga ik alsnog een rondje dolen door de stad om de accu weer op te laden. Helaas zonder boodschappen te doen, want een auto met ronkende motor achter te laten op een parkeerplaats is misschien niet zo’n heel slim idee. Na een half uurtje te hebben gedoold en weer bijna in één keer de weg naar huis te hebben gevonden geef ik het blauwe beestje een nachtje rust.

Helaas heeft hij in de nacht kennelijk opnieuw al zijn stroom laten verdampen en besluit ik dat het tijd is om de garage op te bellen. De oplossing zal waarschijnlijk een nieuwe accu van premium chinese kwaliteit zijn, maar dat maakt mij niet uit zolang hij maar rijdt. In dit land zijn ze namelijk dol op goedkope chinese troep, waarvan ze later wel ontdekken dat de kwaliteit tegenviel. Ik heb ook al iemand gesproken die een auto gehuurd heeft waarvan de sloten niet meer opengaan, op die van de achterklep na. De oplossing is nu dus om altijd in en uit te stappen via de kofferbak.

De volgende dag komt het mannetje inderdaad langs, gaat in mijn auto zitten… en start hem! Hoe doet hij dat?!

Voor degene van mijn leeftijd en jonger zal ik dat even kort uitleggen; Vroeger, in een tijd dat ik nog hartstikke vloeibaar was, konden auto’s vaak niet zelfstandig starten. Om de moter een handje te helpen zat er naast het stuur een ‘choke’. Een hendeltje dat je kan uittrekken om de motor een boost te geven. Op het moment dat de auto niet uit zichzelf wil starten trek je deze choke half uit en laat je de motor even warm draaien tot hij zonder uitvallen wegrijdt. Je moet daarna de choke ook wel weer direct induwen, anders verzuip je de moter. Het was misschien handig geweest als ze mij deze uitleg even hadden gegeven bij het ophalen van die auto.

Als je het weet is het opzich geen probleem, maar ik zal er toch niet rouwig omzijn als ik deze bak straks moet inruilen voor mijn definitieve auto. Dat wordt een Volkswagen Citi Golf , een witte, want blauwe auto’s doen raar.

 

 

Roos

 

 

  1. De Walvis

 

Ieder jaar rond juni trekken vanuit de Antarctische oceaan kolonnes Bultruggen en Zuidkapers richting het noorden, om daar in de warmere wateren hun kalveren te krijgen. Vervolgens blijven ze tot eind november ongeveer hier wat in de baaien rondhangen met hun nieuwe kroost voor ze weer terugkeren naar de ijswateren van de Zuidpool. De vorige keer dat ik hier was viel ik buiten dit walvissenseizoen en was er geen schijn van kans om ze nog te kunnen spotten. Deze keer zit ik weliswaar al dik in het naseizoen, maar moet het toch zeker mogelijk zijn om zo’n springende waterreus te kunnen spotten.

Mijn eerste poging deed ik al tijdens de vliegreis hier naartoe, toen het vliegtuig over zee op de landingsbaan afvloog. Ik vermoedde toen al dat ik iets van een walvis had gespot, maar ik kan mijzelf toch wel als een leek op het gebied van walvisspotten beschouwen, dus voor hetzelfde geld heb ik gewoon een opspattende golf gezien. Vervolgens heb ik elk moment dat ik langs de boulevard reed wel de zee afgetuurd naar iets vreemds wat wellicht een walvis zou kunnen zijn, maar op de weg letten, braaf links blijven rijden èn ook nog eens de zee in de gaten houden is toch iets teveel multitasken, zelfs voor een vrouw.

Om dus toch nog deze zeezoogdieren van mijn bucketlist af te kunnen strepen zal ik toch echt op expeditie moeten gaan en er tijd voor moeten uittrekken. Die tijd was er dit weekend, dus ik had op internet wat rondgesurfd naar de beste locaties om naartoe te rijden. De allergrootste slagingskans is ongeveer 600 km hier vandaan en dat vind ik toch een beetje te ver om in één dag met mijn blauwe pruttelbak af te leggen, dus gaat het een baai wat dichter bij huis worden. Ach, een volledige garantie heb ik ook niet nodig, want dat maakt het ook wel weer saai. Toen ik vorige keer na vier dagen safari nog steeds geen leeuw had gezien heb ik mijzelf ook voorgenomen dat ik dat ook niet erg vond. Als ik echt zo graag een leeuw had willen zien had ik ook naar een dierentuin kunnen gaan. Plus natuurlijk het feit dat ik er nog steeds niet van overtuigd ben dat er hier leeuwen voorkomen, tot ik zelf het tegendeel bewezen heb.

Affijn, met deze insteek en met een flinke dosis goede moed ben ik de weg op gegaan en in de eerste echte zomerse zonnestralen langs de kust gaan rijden. Dat schijn je dus niet te lang te moeten doen, want voor ik er erg in had zat ik midden tussen de fabrieken van Volkswagen en de goederentreinen met losse stukjes Volkswagen. Een aantal jaar geleden heb ik ook eens ’s nachts bij Sloterdijk een verkeerde afslag genomen en kwam daar pas achter toen ik in het Westelijk Havengebied aan het einde van een doodlopende weg was. Destijds was ik echter op de fiets met een platte band, deze keer hoefde ik gelukkig enkel de auto te draaien en weer vrolijk terug te rijden richting de doorgaande weg en die deze keer wel blijven volgen. Na een half uurtje zat ik weer in dat heerlijke typische landschap van lage struikjes, bruin zand en kronkelende riviertjes richting slikken met flamingo’s.

Na ongeveer een uurtje arriveer ik bij het natuurgebied waarvan ze op internet zeiden dat er een uitzichtpunt was voor de walvissen. Hier kan iemand mij vertellen dat ik dit uitzichtpunt vind door terug te rijden tot aan de supermarkt en dan achter de supermarkt een weggetje zal vinden. Deze beschrijving klopt perfect en ik rijd het enige weggetje achter deze supermarkt in. Het weggetje is lang, heel lang, maar hij lijkt niet echt richting zee te gaan. Wel hebben alle villa’s hier een boot in de tuin, wat verwijst naar water, maar het enige water dat ik zie is een smalle zeearm die maar niet bij zee wil eindigen. Niet echt de meest ideale biotoop als je 30 ton weegt en al snel met je buik over de bodem schuurt zodra het een beetje ondiep wordt. Na met een lange lus weer aan het begin te zijn uitgekomen staak ik deze expeditie en besluit de volgende dag de baai aan de andere kant te gaan proberen. Van het plaatsje aan deze baai wordt, wederom op internet, beweerd dat je er vanaf je hotelkamer de walvissen kan zien springen en horen fluiten. Dan moet het vanaf het strand zeker gaan lukken!

Alleen al de weg er naartoe is adembenemend. De route gaat langs hoge duinpannen, kliffen, woeste golven, dichte bossen en ruige rotspartijen van waaruit de weg een vrije val maakt in groene weilanden met koeien. In mijn hoofd fantaseer ik hoe het moet zijn geweest om als eerste kolonist hier aan te komen en met een hakbijl een weg te banen door dit schitterende landschap. Die man moet zich koning hebben gevoeld en had vanaf het topje van de berg vast een schitterend zicht op al die Bultruggen en Zuidkapers met hun net geworpen kalveren.

Ik kom aan bij een smal bruggetje over een rivier, waar maar één auto tegelijk overheen kan en mij weer meer richting de baai voert. Langzaam komt het badplaatsje in zicht met de veelbelovende verhalen. Des te dichter ik weer in de buurt van de zee kom, des te minder mijn focus op de weg ligt. Stel je voor dat ik net iets teveel aandacht voor de snelheidsmeter, drempels op de weg, of de afstand tussen mij en mijn voorligger zou hebben terwijl net op dat moment een Bultrug als een vuurpijl uit het water omhoog zou schieten!

Eenmaal op het strand begrijp ik waarom dit wordt gezien als een surfwalhalla en waarom nu al de eerste badgasten van het seizoen zich hier hebben gestationeerd. De rotskust maakt hier plaats voor een zandstrand waar de golven ritmisch aan land komen. Zelf kan ik het niet laten om als een klein kind fanatiek de mooiste schelpjes te zoeken en voorzichtig in een zakje te doen zonder ze te beschadigen. Roze schelpjes, groene schelpjes, grote schelpjes, hele kleine schelpjes, ik heb ze allemaal gezien! Wat ik alleen niet heb gezien zijn die verrekte walvissen, waarvoor ik deze hele onderneming heb gedaan. Op mijn weg terug stop ik meerdere malen bij uitzichtpuntjes, maar verder dan een zeemeeuw of surfer in het zeewater kom ik niet. Niet veel later komt de vertrouwde zeemist weer optrekken en verdwijnt het schouwspel van golven achter een dik wolkengordijn. Dat neemt gelukkig niet weg dat de terugreis wederom door het nog steeds adembenemende landschap een genot is om te rijden en ik neem mijzelf voor dat voor de walvis hetzelfde geldt als voor de leeuw. Er zijn geen walvissen hier, tot ik zelf het tegendeel bewezen heb.

 

Roos

 

 

  1. Het visum

Bij mijn aankomst heb ik een toeristenvisum gekregen voor drie maanden, maar aangezien ik hier vijf maanden zal blijven is dat niet voldoende. In Nederland had ik het juiste visum willen regelen, maar na twee expedities naar Den Haag kwam ik erachter dat het nooit meer zou gaan lukken om voor mijn vertrek alles geregeld te krijgen. Al in augustus had ik de Verklaring Omtrent Gedrag ingediend die ze graag wilden hebben, maar ineens bleek dat niet voldoende te zijn. Ik had ook nog een Radiologisch rapport en een medische verklaring nodig. Aangezien dat wat veel was om in twee weken te regelen besloot ik zonder geldig visum te vertrekken en bij aankomst wel te zien wat er zou gebeuren.

Zoals bekend ben ik inderdaad probleemloos door de douane gekomen, maar als ik ook zonder problemen het land weer uit wil kunnen in maart zal ik toch mijn toeristenvisum moeten gaan verlengen. In de wetenschap dat alle bureaucratische rompslomp in Nederland een walhalla is, vergeleken met het systeem hier ben ik met een flinke overdosis goede moed de halve stad doorgereden om bij het kantoortje van de Hoge Heren van de Visa te komen.

Poging één was een hele korte poging. De meeste tijd ging in het telefoon uitschakelen, tas laten inspecteren en door de metaaldetector lopen. Vervolgens kreeg ik te horen dat ik een aanvraagformulier had moeten invullen op hun website, omdat het anders administratief echt onmogelijk is om mij verder te kunnen helpen. Geen probleem natuurlijk, ik heb vriendelijk gedag gezegd en met de schaarse informatie die ik gekregen had achter mijn laptop gekropen. Binnen een uur had ik het aanvraagformulier tussen allerlei andere irrelevante doorverwijzingen gevonden en kon ik beginnen aan stap twee: het invullen. Na verschillende keren uit de site te zijn gegooid begin ik steeds sneller te worden in het invullen en ken het rijtje: Temporary Residence Visa – Renewal Visa – Visitors Visa Section 11 – Debit Card uit mijn hoofd en uiteindelijk is ook de stap, invullen van het formulier, voltooid. Het enige dat nu nog moet gebeuren is een online afspraak maken, uiterlijk 60 dagen voor het verstrijken van mijn huidige visum. Volgens de website is het enkel mogelijk om geholpen te worden als je een online afspraak hebt gemaakt dus open ik de kalender en klik de dag van morgen aan. Helaas gebeurt er niets en kan ik überhaupt geen beschikbare dagen vinden. Voor de grap scroll ik twee maanden verder en daar is tot mijn verbazing de eerste mogelijkheid om langs te komen. Even ter verduidelijking, de eerst mogelijke dag die beschikbaar is, is 11 dagen voor het verlopen van mijn huidige visum. Mocht dit verhaal inmiddels niet meer te begrijpen zijn, dan kan je je nu in ieder geval helemaal inleven in mijn gevoel op dat moment.

Hoe had ik ooit hier een verlenging 60 dagen van tevoren aan kunnen vragen als ik op zijn vroegst twee maanden na aankomst een afspraak kan maken en een toeristenvisum visum drie maanden geldig is? De volgende dag pak ik al mijn benodigde papieren weer bij elkaar en bereid mij mentaal voor op bezoekje numero twee. In de veronderstelling dat er een bug in hun reserveringssysteem zit en ik nu zonder afspraak geholpen kan worden, of mondeling een afspraak op wat kortere termijn kan maken. Deze poging heeft echter vrij veel weg van poging één. Het systeem blijkt te kloppen en ze zijn ‘always fully booked’, krijg ik zonder blikken of blozen te horen terwijl er vijf mensen in de wachtruimte zitten. Nadat ik hem het bovenstaande rekensommetje uitleg wordt mij verteld dat ik het beste een keertje vroeg in de morgen kan komen, omdat de mensen met een afspraak niet altijd op tijd komen. ‘En stel nou dat ze allemaal wel optijd komen? Wat gaan jullie dan regelen?’ Daar blijkt het systeem ook een prima oplossing voor te hebben. Dan krijg ik een papiertje waarop staat dat ik wel de intentie heb getoond om mijn zaken op tijd te regelen, maar dit door extreme drukte administratief niet haalbaar was. Een oplossing die wel past bij de werkinstelling in dit land, dus daar wil ik wel mee akkoord gaan.

Na het weekend ben ik netjes kwart voor acht weer present, schakel ik mijn telefoon opnieuw uit, open mijn tas, ga langs de metaaldetector en geef aan dat ik geen afspraak voor vandaag heb, maar dat een collega van hen had gezegd dat ik vandaag langs mocht komen. Een reden die voldoende was, waardoor het voor mij in één keer duidelijk is waarom het online systeem niet werkt zoals het nu werkt. Bij de derde poging ben ik de eerste horde op de hindernisbaan eindelijk voorbij en mag ik als eerste naar de meneer achter het eerste loket. Letter voor letter gaat hij na of alle ingevulde informatie op het formulier overeenkomt met dat wat in mijn paspoort staat. Dat klopt allemaal, maar dan blijkt de aangevinkte Visitors Visa Section 11 te bestaan uit een 11(1) tot en met 11(6) en daarvan had ik nou net even niet de juiste uitgekozen. Het is ook niet mogelijk om dat op de computer ter plekke te veranderen, dat zal ik moeten doen bij het internet café om de hoek van de straat. Gelukkig heb ik de hele dag uitgetrokken voor dit feestje, dus ik heb wel even tijd voor dit uitstapje en verlaat alsof ik alles volledig begrijp het kantoor. In het internetcafé krijg ik al snel gezelschap van verschillende andere mensen die ik net nog achter mij in de rij heb zien staan, dus kennelijk hoef ik mij nu niet het enige mongooltje te voelen, waarvan de papieren niet correct waren. Ik ga er zelfs een race spelletje in zien, wie komt als eerste door de meest chaotische site van het world wide web heen en is weer als eerste terug op de hindernisbaan?! Als ik mijn hele aanvraag weer opnieuw heb ingediend op de site en wederom een online afspraak heb moeten maken, deze keer is de eerste optie drie dagen voor het verlopen van mijn visum, kan ik het nieuwe formulier uitprinten.

In het kantoor moet ik weer braaf achteraan in de rij aansluiten. Achter elkaar staande rijen van stoeltjes, zoals je die ook bij het stadsdeelkantoor hebt. Hier werken ze alleen niet met nummertjes, maar je moet steeds een stoeltje opschuiven als de voorste naar het loket mag komen. Tot dan het grote moment is aangebroken dat je zelf op het stoeltje links vooraan zit.  Anderhalf uur nadat ik hier vandaag arriveerde zit ik op die plek en mag ik voor de tweede keer naar het loket lopen, waar opnieuw uitgebreid al mijn gegevens worden gecheckt. Er worden verder geen vragen gesteld en als hij al mijn documenten verzameld is hij niet eens geïnteresseerd in de Verklaring Omtrent Gedrag. Achteraf gezien had ik mij dus beide tripjes naar Den Haag kunnen besparen.

Loket twee gaat een heel stuk sneller, want die is er alleen om mij deze wanorde te laten sponsoren met omgerekend zo’n 150 euro. Als ze dat geld nou zouden gebruiken om een planner en een webdesigner aan te nemen zou ik mij alweer iets minder leeggeschud gaan voelen.

Anyway, als het goed is heb ik nu alles geregeld om legaal in dit land te mogen blijven tot eind maart en heb ik binnen maarliefst 8 tot 10 weken een nieuw visum.

 

 

Roos

 

 

  1. De Chico

Het onderwerp ‘auto’ heb ik al eerder behandeld en het was niet mijn bedoeling om daar nog eens op terug te komen. Zeker niet al binnen een maand, maar soms kun je niet onder dingen uit en voel ik mij bij deze haast gedwongen om dat hoofdstuk toch een vervolg te geven.

De witte pruttelbak waar ik in rijd is waarschijnlijk al zo’n twintig jaar oud, net als al zijn broertjes die in dit land rondrijden want de Volkswagen Chico is misschien wel de populairste auto hier. De reden daarvoor is dat praktisch alles handmatig is, waardoor er niet snel iets aan kapot gaat. Het enige risico dat je loopt is dat hij soms niet wil starten en daarvoor kiezen ze meestal niet de momenten uit dat je in de buurt van de verhuurder bent. Opzich heb ik niet veel te klagen over mijn Chico, het enige probleem is eigenlijk de loodzware pook die mij langzaam een Popeye-arm begint te bezorgen. Hevig moeten sjorren aan een pook is echter geen zwaar mankement dus durfde ik het een weekend aan om op expeditie te gaan naar een locatie op vijfeneenhalf uur rijden van mijn verblijfplaats.

Terwijl de Chico zijn uiterste best deed om op de snelweg in zijn derde versnelling de glooiingen in de weg te trotseren, is mijn reisgenoot druk bezig om de radio aan de praat te krijgen. Zelfs na het inschakelen van een hulplijn, via iemand anders heeft ze het telefoonnummer van de verhuurder gekregen dat ik niet bij de hand had tijdens het rijden, lukt het nog niet om muziek uit de radio te krijgen. Buiten in de complete duisternis is het minstens zo stil en vallen er enkel wat koeien op het laatste moment te ontdekken midden op de weg.

Na slechts twee keer fout te zijn gereden hebben we het zandpad richting het hostel ontdekt en krijgen we een warm welkom van drie grote grommende honden. Het welkom aan de bar is een stuk vriendelijker, de bevolking hier is altijd erg geïnteresseerd in Europeanen en hun beweegredenen om hier naartoe te komen. Op het moment dat je ze dan ook nog laat merken enige politieke, demografische en historische kennis van het land te hebben houden ze niet meer op met praten over hun situatie hier en krijg je de rest van de avond koude flesjes bier voor je neus neergezet. Een situatie waar ik nooit zo heel veel problemen mee heb en best netjes voor wil meeknikken en beamen dat alles inderdaad wel erg gecompliceerd is.

De volgende dag is het tijd om eindelijk even in beweging te komen, want van je gat de hele week verplaatsen van autostoel naar bureaustoel levert geen afgetrainde kont op. Die beweging hebben we gelukkig gekregen door eerst een uurtje te lopen over smalle hikingtrails in het schitterende berglandschap en daarna zeven uur langs zandwegen die niet helemaal bij de route hoorden, maar daar kom je altijd pas na een paar uur dapper banjeren in de volle zon achter. Af en toe begin ik haast het idee te krijgen dat het misschien toch op de één of andere duistere reden ook een beetje aan mij zou kunnen liggen, dat ik altijd langer onderweg ben dan volgens de route op het kaartje zou moeten. De eerste ervaring hiermee had ik als kind al toen mijn moeder met ons een korte wandeling door een cederbos in Frankrijk wilde maken. Tien procent van de wandeling zal inderdaad wel in dat bos zijn geweest, maar al snel was er nog geen dorre struik meer te bekennen onder de brandende  augustuszon. Gelukkig heb ik in de jaren wel wat geleerd en begin ik nooit aan een wandelroute zonder minstens twee liter water.

De positieve kant van wandelend verdwalen is dat je nooit mijlenver van je beginpunt kan zitten, dus uiteindelijk moet het ook wel weer lukken om met dezelfde benenwagen thuis te komen. Een ander verhaal wordt het als je niet lopend bent vertrokken, maar met een oude Chico. Een Chico die al wat had lopen protesteren als hij een klein heuveltje op moest en nu en zandweggetje vanaf het hostel omhoog naar de doorgaande weg niet zag zitten. Het starten lukte nog wel, maar na een paar meter was klimmen in de eerste versnelling al teveel gevraagd en rolde hij weer netjes met de zwaartekracht naar beneden toe. Even tien minuten rust geven, kickstart, pushstart, aansluiten op de accu van een andere auto, het mocht allemaal niet baten. De Chico stond als een terminale patient met onze weekendtassen onderaan de heuvel en was niet van plan ook maar iets van medewerking te verlenen. Lastig als je op vijfeneenhalf uur rijden van huis bent en de volgende dag weer moet werken. Door het belletje over de radio, stond het nummer van de verhuurder nog in de lijst van recente gesprekken en na lang discussiëren over het wel of niet nog kunnen starten van de auto besluit hij een mannetje met een trailer onze kant op te laten komen, die na zes uur inderdaad arriveert en gelukkig ook constateert dat de accu het op eigen kracht niet meer gaat doen. Na wat hangen en wurgen wil mijn witte rammelbak op de trailer worden vastgebonden en kan de lange reis terug eindelijk toch nog vandaag beginnen. Die reis begint met de constatering dat ik niet met mijn eigen verhuurder heb gebeld, maar met zijn voormalige partner in crime die na wat schermutselingen voor zichzelf is begonnen en tegenwoordig praktisch geen contact meer hebben. Oeps, want dat betekent dat mijn eigen verhuurder dus nooit die toestemming heeft gegeven om een trailer te laten oprukken op zijn vrije zondag. Dat geintje zal vast een zakcentje gaan kosten en dat zakcentje zal ik niet gaan betalen, de chauffeur van de trailer niet en de voormalige partner in crime ook niet nu hij door heeft dat het niet ging om één van zijn auto’s. Gelukkig is mijn eigen verhuurder naast een slechte monteur ook een slechte onderhandelaar, dus dat moet wel goed gaan komen.

Onder een schitterend schouwspel van hevige donder en bliksem komen we laat in de avond weer aan bij de partner in crime waar mijn eigen verhuurder inmiddels ook is gearriveerd om zijn overleden auto te bekijken. Volgens hem ligt het probleem niet bij de power die er totaal niet inzit, maar hoeft enkel de accu opgeladen te worden. Uiteraard weet hij ter plekke mijn overleden Chico te reanimeren en kan hij er, na de motor een tijdje warm te hebben laten draaien, ook nog mee naar zijn eigen garage rijden. Ik wil niet eens meer een auto die zo éénkennig is als een politiehond, dus krijg ik tijdelijk een andere auto mee tot er een alternatief is gevonden. Dat alternatief kan mijn oude Chico zijn met een nieuwe Chinese accu erin, of zijn broertje met weer een andere soort afwijking, maar dat zie ik dan wel weer.

De tijdelijke auto is gisteren door de verhuurder van de weg gehaald nadat deze ook al niet meer wilde starten, maar hij zweert mij dat hij niets vreemds heeft kunnen ontdekken aan deze auto, dus ik moet er gewoon mee thuis kunnen komen. Ik bedank hem voor de snelle oplossing en neem zijn woorden aan. Het is een lange dag geweest en heb geen zin om nog heel veel langer bezig te moeten zijn met het woord ‘auto’. Hij vraagt mij nog of ik een proefritje wil maken voor ik ermee naar huis zal rijden. Ik kijk van de verhuurder naar de blauwe auto en weer terug, ‘Dat is niet nodig hoor, ik ken de gebruiksaanwijzing van deze auto al.’

 

 

Roos

 

 

  1. Stroom en internet

 

Zolang er geld op je rekening staat zal in Nederland over het algemeen elke maand netjes door de Nuon, Essent of wie dan ook een duit van je salaris automatisch worden afgeschreven zodat de lampen kunnen blijven branden en de koelkast zijn werk blijft doen. Hetzelfde geldt voor je Wifi, televisie en verdere diensten waar wij gebruik van willen maken in huis.

Hier werkt dit allemaal net even ietsjes anders, want hier kan de stroom ineens ‘op’ zijn. Op grote schaal houdt dit in dat er landelijk teveel is gebruikt, te weinig is opgewekt, of te weinig is geïmporteerd. Gelukkig is het land daar bekend mee en hebben ze daar een simpele oplossing voor, de stroom gaat op rantsoen, load shedding noemen ze dat hier. Het kan dan gebeuren dat je stad een week lang op rantsoen moet en er verschillende momenten van de week een paar uur geen stroom is in je wijk. Na die paar uur springen ineens de lampen weer aan en doven ze in een andere wijk, om het ongemak wel eerlijk over de stad te verdelen. Afgelopen week was het weer eens zover en reed ik in het stikkedonker door de gelukkige wijk die de avond zonder stroom moest zitten. Verrassend is dan om te zien dat er bij stoplichten totaal geen chaos ontstaat. In Nederland zouden de auto’s in blinde paniek midden op het kruispunt stil blijven staan en in no-time een enorme file weten te veroorzaken. Hier is deze situatie kennelijk schering en inslag en steekt iedere auto beurtelings het kruispunt over zonder getoeter of voordringerij. Eigenlijk gaat het zelfs allemaal iets te smooth voor iets incidentieels, wat je dan ook weer aan het denken zet over de capabelheid van meneer de productieplanner van het energiebedrijf. De oplossing is volgens mij ook niet zo heel moeilijk, want het waait hier altijd hard, dus een flink windmolenpark in de oceaan en de stoplichten blijven aan. Milieuvervuiling is hier geen trending topic, dus een beetje horizonvervuiling moet ook geen probleem zijn.

Op kleine schaal kan de stroom ook ‘op’ zijn, waar meneer de productieplanner dan niets mee te maken heeft. Hier wordt namelijk niet maandelijks een vast bedrag afgeschreven van je rekening, maar je koopt tegoed bij de supermarkt. Dit werkt ongeveer hetzelfde als het opwaarderen van je prepaid in het pre-abonnementen tijdperk. Je koopt een kaart met een code en als je die code invoert op je meterstand wordt hij opgewaardeerd. Het is dus wel van belang dat je af en toe even op de meterstand kijkt om te voorkomen dat je opeens op een zaterdagavond zonder licht zit, terwijl er geen load shedding was aangekondigd.

Het kopen van nieuw internet werkt ook met ditzelfde systeem. Het checken van het internet gaat echter wat lastiger, want daarvoor moet je inloggen op de site van de provider en dat moet je maar net even weten. Nou waarschuwt de Wifi je opzich wel door in steeds grotere regelmaat uit te vallen, maar ik kende dit principe van internet kopen nog niet zo goed en in Nederland verhelp je de uitgevallen Wifi meestal door de router even te resetten. De eerste paar keer werkte dat nu ook, maar helaas was het op vrijdagavond toch wel echt afgelopen. De grap is dan echter, dat op je gekochte kassabonnetje een code staat die je moet gaan invoeren na te hebben ingelogd op de site van de provider. Hmm, dat wordt een leuke uitdaging zonder internetverbinding.

Dan maar even naar een strandtent wandelen om daar een biertje te bestellen en gebruik te maken van de Wifi hotspot. Ik krijg netjes mijn biertje en het wachtwoord, maar helaas staat hun netwerk niet tussen de mogelijke adressen en zit er niets anders op dan rustig mijn glas leeg te drinken en de zaak weer te verlaten. Helaas had ik ook niet veel contanten meegenomen, dus een tweede poging bij een andere tent gaat er ook niet inzitten voor ik thuis weer centen heb gehaald.

Twee uur later zit ik, met voor de zekerheid iets meer contanten, opnieuw in een bar met een Wifi hotspot. Wederom lijkt de poging niet te gaan slagen, want mijn telefoon zegt wel dat hij verbonden is, maar dat is een grapje en ik krijg nog steeds niets geopend. Uiteindelijk blijkt dat je alleen toegang krijgt door een sms te sturen met een email adres, waarna je vervolgens een code krijgt terug gesmst. Die code verschaft je vervolgens exact een half uur toegang tot de Wifi, wat de missie ook nog eens een extra tijdsdimensie geeft. Het lijkt namelijk niet zo ingewikkeld om een website te openen, daar even wat inloggegevens in te voeren en daarna een code door te geven. Echter, zoals ik bij het visum ook al had ontdekt, ze zijn hier erg goed in –waarom makkelijk doen als het moeilijk kan- als het om websites gaat. Als extra handicap komt daar nog de snelheid van het internet hier er bovenop, waardoor je behoorlijk machteloos de minuten ziet wegtikken.

Wel ernstig eigenlijk. Het maakt ook niet uit of je in Nederland bent of aan de andere kant van de wereld, we hebben onszelf afhankelijk gemaakt van de digitale communicatie en kunnen niet langer dan een weekend zonder mailtjes, appjes en messenger berichtjes. Dan gaat het dus al zover dat je in een leeg nachtcafé zit dat nog wat zurig ruikt van de afgelopen nacht met een biertje en een stapeltje vermeende inloggegevens.

Als een Duits team in een WK finale lijkt vlak voor het verstrijken van het halfuurtje speeltijd de code geaccepteerd te zijn. Hoogtijd om terug naar huis te lopen en daar te ontdekken of ik inderdaad verstoten was van de digitale buitenwereld doordat het tegoed op was en weer vol bereik heb zodra ik straks de voordeur opendoe.

 

 

Roos

 

 

  1. De bruiloft

 

Ik heb al wel eerder gewerkt tijdens bruiloften. Het officiële deel in het stadhuis was dan al achter de rug en de hele optocht kwam naar ons toe om daar een vooraf voorbereid lopend buffet te verorberen en vooral veel drank op naam van het bruidspaar te bestellen. Dat is even doorwerken, maar verder heel goed te overzien, alles is van te voren vastgelegd en kan er praktisch niets fout gaan.

Hier heb ik afgelopen weekend een cateringklusje op een bruiloft gedaan die op papier ook haast niet fout kon gaan. Mijn taak hierin was heel kort samengevat om alle onderdelen van de verschillende gangen netjes op een bordje op te dienen en te zorgen dat de glazen gevuld zouden blijven zodra het hoofdgerecht op tafel zou staan.

De locatie waar alles zich af zou gaan spelen bood plaats aan ruim 120 man, voor het geval er meer gasten via via zouden worden uitgenodigd dan waar op gerekend was. De ruimte bestond uit een tuin met een zwembad in het midden en daar omheen planten en betegeling. Ongeveer een kwart van het geplaveide tuindeel was overdekt door een rieten dak dat was versierd met drapings en zoveel mogelijk kitscherige frutsels. Want in deze cultuur geldt hoe meer kitsch, hoe mooier. Onder dit afdakje stonden ondermeer de zit- en statafels opgesteld en was ruimte voor het lopend buffet dat als hoofdgerecht geserveerd zou gaan worden. Achterin de tuin lag een tuinhuisje dat we hadden omgebouwd tot iets wat best door kon gaan voor keuken/bar. Hier hadden we twee bureautafels ingezet, drie combi koelkasten en nog wat gammele Leen Bakker-achtige stellages om de drank in op te stapelen. Een prachtige locatie voor een unieke bruiloft tussen iemand uit Nederland en iemand van hier, met genodigden uit verschillende landen en culturen.

Om deze bruiloft met een bijondere mix van gasten in goede banen te leiden bestond er een, tot op de minuut nauwkeurig draaiboek, waarin stond hoe laat de officiële traditionele ceremonie zou beginnen, wanneer de speeches zouden zijn en, voor mij belangrijk, hoe laat de gangen uitgeserveerd moesten worden. Helaas was het perfecte draaiboek op papier geen realiteit, want ik was een paar culturele aspecten en technische gebreken vergeten. Zo is het hier mogelijk dat gasten worden verwacht tussen vijf en zes omdat het openingsgebed om twee over zes zou zijn, maar kan het bruidspaar zelf om kwart over zes nog besluiten eerst een fotoshoot aan de andere kant van de stad te gaan houden. Nou waren er ook nog bijna geen gasten, dus het uitserveren van de amuse zou redelijk zinloos zijn geweest. Wat wel een probleem begon te worden was het alcoholprotocol dat ik mee had gekregen. De bedoeling was namelijk dat de gasten tijdens de ceremonie en de amuse zelf sapjes zouden pakken van een tafel en er pas bij het hoofdgerecht alcohol gedronken kon worden. Nou zijn gasten altijd prima rustig te houden als ze moeten wachten, maar dan willen ze er graag wel wat wijn bij hebben.

Tegen de tijd dat de amuse op en het voorgerecht in bereiding had moeten zijn volgens het draaiboek maakte het bruidspaar zijn opwachting. Dit was het moment dat met veel zang, dans en traditionele rituelen, als elkaars familie cadeaus geven, de officiële ceremonie begon.

Deze hele ceremonie begon echter wel op een kritiek moment, want er werd vanaf acht uur een landelijke load shedding verwacht. Iets wat de afgelopen week praktisch elke dag wel een paar uur is voorgekomen en daarmee een nieuw probleem heeft veroorzaakt. Iedere winkel en elke horecagelegenheid beschikt namelijk wel over een generator om open te kunnen blijven. Deze generatoren draaien op diesel of benzine, wat een tekort aan brandstoffen heeft veroorzaakt, zodat de medewerkers van tankstations tot minimaal maandag thuis kunnen blijven. Gelukkig kon er voor de bruiloft op het laatste moment nog een generator en brandstof worden geregeld, waardoor de band niet zo hard hoeft te schreeuwen en ik in staat ben koud bier en warm eten te serveren.

Rond half negen was de ceremonie afgelopen en kon de amuse van Gazpacho gerserveerd worden. Een amuse die de Nederlandse helft van de gasten wel kon waarderen, maar de lokale helft als een boer die iets niet kent weer praktisch onaangeroerd retouneerde. Inmiddels had ik wel maar besloten dat de bar toch open moest gaan, want de vraag naar drank begon wel erg groot te worden nu de sapjes inmiddels allemaal wel op waren. Jammer was alleen dat degene die rond zouden gaan lopen met de drank nog op een andere locatie in de stad aardappeltjes stonden te verwarmen in een oven en ik op het feest met één ander in de geïmprovisserde keuken/bar stond. Aangezien er volgens het draaiboek pas na het hoofdgerecht behoefte zou zijn aan mensen die met drank zouden rondlopen. Gelukkig viel op deze andere kooklocatie de stroom uit en moesten ze wel terugkomen met hun lauwe aardappeltjes en rijst. Inmiddels had ik een pan Coq au Vin (of French stew zoals het genoemd werd, omdat anders niemand het zou lusten) op een elektrisch pitje staan, die na een half uur misschien twee graden warmer was dan voor het verwarmen. Niet zo heel verwonderlijk als er op één contact; drie koelkasten, een lamp, alle apparatuur van een band en een elektrisch kookstelletje staan aangesloten. Toen het tegen elven begon te lopen was deze keukenprinses niet meer zo kritisch en heb ik het kookstelletje vervangen voor een magnetron waarin alles warm genoeg werd om in chaving dishes over te kunnen gooien. Hoofdgerecht, check.

Dat vervolgens het toetje pas onze keuken uitging toen de officiële eindtijd van het feest al was bereikt en de band al bijna naar huis toe ging, maakte niet eens zo heel veel uit. De gasten waren volop aan het dansen en zingen op liedjes die hier blijkbaar plaatselijk wereldberoemd zijn en alle kinderen vonden het prachtig om te helpen met het verzamelen van lege borden en glazen. Zodra de band de locatie had verlaten werden er eigen muziekboxen ingeplugd en namen de gasten steeds meer zelf de koelkast met drank over. Dat zou in Nederland ondenkbaar zijn en het is al even ondenkbaar dat mensen tevreden naar huis gaan als ze hun eten zo laat krijgen opgediend. Hier maakt dat echter allemaal niet uit, evenmin maakt het uit of er van tevoren een draaiboek is geschreven. De mensen hier laten zich niet pastpinnen aan een van te voren bedachte planning van de dag, maar maken ter plaatse hun eigen feestje en daar kan je dan het beste gewoon in meedoen. Dat hebben we dan ook gedaan en zijn zelf ook maar aan de wijn gegaan, die troep in de keuken en de afwas (die gedaan moest worden met een tuinslang achter het tuinhuisje) ruimen we morgen wel op. Eens te meer heb ik deze avond weer bewezen zien worden dat je niet van te voren kunt weten hoe dingen gaan lopen. Je kan alles voor je gevoel zo mooi voor elkaar hebben en denken dat er niets mis kan gaan, maar dat kan in no-time veranderen. En misschien is het resultaat uiteindelijk zelfs wel mooier.

 

 

Roos

 

 

  1. De tent

 

Het is zomervakantie en al het werk ligt stil. Een mooi moment om zelf ook de auto te pakken en even twee weekjes rond te gaan zwerven. En dan niet naar de voor de hand liggende hotspots waar alle Westerse toeristen heengaan, maar naar de wat minder bekende gebieden. Hier maak ik alleen een kleine vergissing, want deze minder bekende gebieden zijn juist de meest favoriete vakantieplekken voor de rijken uit het business district van het land. Zij hebben nu ook vakantie en strijken massaal met hun dikke terreinwagens hier neer. Hostels zijn ook wat voller (als in volledig volgeboekt) tot aan Kerst door scholieren die nog even genieten van hun schoolvakantie voor ze present moeten zijn bij het kerstdiner thuis. Gelukkig heb ik mijn back-up achterin de auto liggen: de tent. Een geleende tent die bij hostels in de tuin kan staan en als die vol zijn zelfs op een campingstandplaats van dienst kan doen. Zolang ik maar de dingen kan zien die ik wil gaan zien en zoveel mogelijk in contact kom met de mensen van hier in plaats van het zoveelste reisverslag van een rondreizende tiener hoor.

Mijn eerste pit-stop zou een klein dorpje vol kunstenaars worden zonder supermarkt, benzinestation of geldautomaat. Volgens mijn gedetailleerde kaart zouden er maar twee gelijkwaardige kronkelige weggetjes naartoe gaan, waarvan ik de dichtstbijzijnde op ben gereden. Deze weg was dertig kilometer lang en werd er met de kilometer niet beter op. Het had de hele dag geregend en de weg was getransformeerd in een heerlijke modderbaan door de bergen zonder vangrail. In gedachte heb ik mijzelf meerdere malen na weer een slippartij de, volgens mijnheer zwaartekracht, sneltse weg het dal in zien maken. Toen deze enerverende expeditie bijna voorbij was besloten de ruitenwissers dat het wel mooi was geweest en kwam er enkel nog een zwaar gebrom vanaf. Gelukkig is de weersverwachting voor de komende weken een stuk beter en heb ik die zwaaiende dingen toch niet meer nodig na vandaag. Later, bij het verlaten van dit gehucht zou ik erachter komen dat het identieke andere weggetje toch niet zo indentiek was, maar bestond uit een prachtige geasfalteerde weg de vallei uit.

Als ik dan eindelijk heelhuids in dit gehucht van twintig huisjes ben blijken zelfs hier al alle bedden bezet te zijn door een bruiloft die diezelfde avond plaats zal gaan vinden. Een bruiloft die het hele dorp op stelten heeft gezet, want de ringen zijn gestolen en iedereen heeft wel een eigen theorie wat er in de uren voor de bruiloft gebeurd moet zijn. Alsof ik rechtstreeks in een aflevering van het Engelse Midsummer Murders ben beland, zo wordt er over de dorpsgenoten geroddeld.

Dat ik gelijk in een tent slaap blijkt helemaal niet zo slecht uit te pakken, want ik sta naast drie motorrijders die mij uitnodigen voor hun braai met lamsbouten, gepofte pompoen en creatieve Irish coffee. Ze zijn alle drie eind dertig, begin veertig en kennen elkaar nog van hun studententijd. Of beter gezegd van de studentenkroegen, waar ze hun volledige studententijd door hadden gebracht. Allen waren ze getrouwd en één had een baby. Toch kregen ze het elk jaar voor elkaar om één keer per jaar voor een weekje verlof van thuis te krijgen om weer als dronken lompe studenten het land onveilig te maken. Later komen daar nog twee andere gedwongen kampeerders bij die mij uitnodigen om de volgende dag mee te gaan op een hike van zestien kilometer door een vallei met immense uitzichten en veel verschillende loslopende hoefdieren. De regen van de dag ervoor is weggetrokken, maar de bewolking hangt er nog wel wat voor de hike helemaal niet zo slecht is. Aan het einde van de wandeling trekt namelijk alles open en stijgt de temperatuur drastisch. Dat wordt nog leuk als ik morgen doortrek richting de semi-dessert.

Een zoals eerder gezegd razend populaire gebied onder de lokale middenstand, waardoor ik blij mag zijn dat er tussen de caravans nog plaats voor mij is op het grind. Een ondergrond die mij nooit meer zal doen klagen over een harde slaapondergrond, aangezien ik niet heb gedacht aan een matje. Ik slaap om mijn enkele dekbed in een katoenen slaapzak zonder vulling. Op het moment dat dit stukje stof te koud wordt kan ik ervoor kiezen onder het dekbed te gaan liggen, maar dat heeft dan weer als gevolg dat ik op het kale tentzeil lig. Ik definieer het het liefst als ‘kamperen voor gevorderden’.

Het landschap is bovendien dit alles zeker waard en een overvloed aan wilde grazers laten zich bewonderen in het vroege ochtendlicht. Ondanks dat ook hier de leeuwen weer eventjes niet thuis zijn, waardoor die verrekte katten bijna een obsessie beginnen te worden. Wellicht zaten ze in het andere deel van het park zaten, maar dat was enkel te bereiken met een 4×4. Nou heeft mijn ouwe karretje na alle modder van de heenreis op het gebied van dirtiness wel wat weg van een terreinwagen, maar hij wordt niet toegelaten tot dit gebied voor een vervolg van mijn Simba speurtocht helaas. Buiten deze vierpotige spelbrekers om is het zeker de moeite waard geweest om al om 7 uur ’s ochtends door dit gebied te gaan rijden, want na twaalven wordt de hitte redelijk ondraaglijk en hebben bijna alle beesten een beschut onderkomen gezocht waardoor ze onvindbaar zijn geworden.

De volgende etappe zal richting een grotere plaats gaan, dus wie weet ga ik dan weer in een bed slapen. Mocht dat niet het geval zijn maakt dat ook niet zo heel veel uit. Dan blijf ik toch gewoon lekker mijn tentje trouw. Ik voel een mooie band opkomen tussen mij, mijn tentje en mijn zilveren ouwe trouwe roestbakkie. Dat de ruitenwissers het niet meer doen is hem vergeven…

 

Wordt vervolgd…

 

Roos

 

 

  1. Kerstmis

Al zolang als dat ik hier ben is men volop in de weer geweest met het optuigen van kerstbomen. Het ophangen van slingers, frutsels en zoveel mogelijk tierlantijntjes in supermarkten, shoppingcentra en alle andere kleine winkeltjes in publiek gebied. Na twee maanden ben ik al deze decoratie dan ook meer als standaard interieur gaan zien, dan als iets dat te maken heeft met een ééndaags feest eind december. Nu het grote moment dan toch daadwerkelijk bijna is aangebroken worden de kassières zelf ook versierd met te grote kerstmutsen en rood-witte kettingen. Liggen de schappen in de supermarkt vol met de mooiste stukken vlees en de beste aanbiedingen op de wijn en alles dat sterker is. Op de radio zijn Mariah Carey en Wham  al een maand lang vaste prik als ik in de auto naar de radio luister, wat toch een beetje vreemd is. Het blijft lastig om kerstliedjes te associëren met een dagje olifanten zoeken, terwijl de zon genadeloos op mijn arm aan het stuur schijnt. Ik associeer Kerst toch meer met glijpartijen over half vastgevroren sneeuw op de fiets, gekleed in een dikke winterjas.

Zo overdreven als de versieringen in de openbare ruimten zijn, zo normaal zijn de woonwijken. Of ik nou in een middenstandswijk, of in een wat minder bedeelde buurt rondkijk, uit de versieringen valt niet op te maken dat Kerstmis voor de deur staat. In grote tegenstelling tot Nederland waar sommige woonerven kunnen veranderen in een Broadway aan verlichting en de kerstbomen massaal de huizen binnen worden gesleurd zodra de Sint weer richting Spanje is vertrokken. Van al dat alles zie je hier helemaal niets. Geen kraampjes op straat met de beste aanbiedingen omgehakte zilversparren, of palmbomen in de tuin die versierd zijn met lichtjes. Nou is voor dat tweede opzich wel wat te zeggen, want als iedereen hier ook nog eens stroom zou verspillen aan kerstverlichting zou de elektriciteitstoelevering helemaal platliggen ben ik bang. Bovendien groeien er in dit land ook niet zoveel sparren, dus het zou ook zonde zijn om die paar te gaan kappen, of ze vanuit Duitsland in te laten voeren. Je kan prima Kerst vieren zonder een dooie boom met ballen in je huis te zetten. De laatste keer dat ik een kerstboom in huis heb gehad zal in mijn eerste studentenhuis zijn geweest en daarna heb ik nooit meer de behoefte gevoeld mee te doen aan die versierhype.

Dit jaar had ik sowieso ook helemaal niets gepland voor 25 december, want ik zou dan nog steeds met mijn tentje aan het rondtrekken zijn. Twee dagen voor Kerst kwam ik aan op een camping met verschillende lokale mensen, waar gelijk een goede klik mee was. We hadden onze tenten bij elkaar gezet, zoals je dat vroeger op een schoolkamp zou doen, met in het midden het kampvuur.

Nou hadden wij er allemaal zelf voor gekozen om op een camping te gaan staan tijdens de Kerst, maar aangezien het land groot is en de behoefte aan werk ook, wonen veel mensen ver weg van hun familie. Lang niet iedereen heeft de mogelijkheid om pakweg 800 kilometer af te leggen om met de familie aan het Kerstdiner te kunnen zitten. De grootte van het land en het feit dat de financiële middelen lang niet altijd toereikend zijn, maakt dat het hier sowieso niet zo is dat het hele land massaal de weg opgaat om het ouderlijk huis of andere verwanten te bezoeken en de dag daarna weer te vertrekken. Zelfs rijkere families die zich dit wel zouden kunnen veroorloven verkiezen vaak liever een plaats langs de immens populaire kust waar ze een lodge huren en met zijn allen vakantie gaan houden. Het feit dat veel mensen niet met de Kerst bij de familie kunnen zijn wil echter niet zeggen dat deze mensen daardoor allemaal alleen thuis zullen zitten. Overal worden allerlei braais georganiseerd door deze ‘thuisblijvers’ waar iedereen zich als zijne familie bij kan aansluiten, om met zijn allen als echte carnivoren enkel vlees te schranzen. Niet te vergelijken met een Nederlandse barbecue, waar iedereen al vol zit van het stokbrood, de kaas en salade voor de eerste kippenbout van het vuur komt.

Wij hadden als plan om ook ons kerstdiner te gaan braaien, maar dan enkel zelf gevangen vis met zelfgevonden oesters en slakjes. De uitvoering begon heel goed, want de eerste keer dat ik in mijn leven een hengel vasthad leverde gelijk een vis op. Helaas was de vis niet langer dan tien centimeter en werden de gevangen vissen er later ook niet echt groter op. Na lang genoeg te hebben liggen zonnen op de rotsten aan de rivier en de oogst niet te hebben zien groeien werd besloten om over te gaan op plan B: Het klaarmaken van de een dag eerder gekochte stukken vlees, aardappels en rijst. De maaltijd werd uiteindelijk een ratjetoe van vanalles en de hoeveelheid sambal was niet aan iedereen besteed, maar het was het ideale Kerstdiner rondom het kampvuur. De hele dag was zonder verplichtingen geweest en niemand die iets van mij verwachtte. Als ik had besloten dat ik liever in mijn eentje in blik bruine bonen had willen eten, dan had niemand mij tegengehouden. Niemand die van mij verwachtte dat ik in een trein zou stappen, die door een aangepaste dienstregeling stampvol zou staan, omdat iedereen op dezelfde dag het land als traditie door wil crossen. De essentie die ik deze Kerst mee heb gekregen is dat Kerst een mooie dag moet worden met de familie om je heen waar je een connectie mee hebt. Familie hoeft niet genetisch dicht bij je te staan, maar fysiek. Maak er een speciaal moment van met de mensen die op dat moment rondom je zijn en bespaar je de stress van het reizen, cadeaus kopen, de versier toeters en bellen en alle andere voorbereidingen. Geniet, stressen kan weer als het een ordinaire werkdag is. Op een gezond en vooral stressloos nieuwjaar!

 

Roos


 

  1. Nieuwjaar

De laatste dagen van het jaar was het weer omgeslagen en liet de zon zich praktisch niet meer zien. Zo eindigde het jaar met hetzelfde deprimerende weer als waar het ooit een jaar geleden mee begon, al was het ditmaal wel een tikkeltje warmer dan een jaar terug en is een jas of sweater nog steeds overbodig. Bovendien hebben de onstuimige decemberstormen, buien en sneeuw voor mij nog nooit de charme van oudjaarsavond ontnomen. Ook dit jaar, aan de andere kant van de wereld was ik er weer helemaal klaar voor. Al om negen uur ’s ochtends had ik mijn auto gevuld met ruim voldoende bier en wijn en trok ik mijn eerste biertje om vier uur ’s middags tijdens het koken, met de Top 2000 op de achtergrond open. Het is tenslotte feest, want daar waar ik soms een lichte aversie heb tegen Kerstmis, zoals ik eerder heb uitgelegd, heeft Oud en Nieuw voor mij iets mystieks. Je leeft de hele dag naar middernacht toe, om elkaar vervolgens het beste te wensen voor de komende 365 dagen, waarvan niemand weet wat daarin gaat gebeuren. Een beetje alsof je iemand veel leesplezier wenst met een dik boek, dat nog niemand gelezen heeft. Ik had een jaar geleden bijvoorbeeld wel een samenvatting van het dikke boek voor het afgelopen jaar gemaakt, maar daar stond helemaal niets in over een overwintering hier. De dingen die ik wel voor mijzelf voorspeld had zijn daarentegen allemaal niet gerealiseerd, de charme van de ontwetendheid wil ik het graag noemen.

Ondanks mijn verkeerde voorspellingen voor het afgelopen jaar, ik ben immers ook geen waarzegster, kan ik met een goed gevoel terugkijken op het afgelopen jaar en weer verwachtingsvol verlangen naar dat nieuwe ongelezen boek, waar we met zijn allen in gaan beginnen.

Die avond zouden we met een groepje geëmigreerde Nederlanders en een familie van hier gezamenlijk oliebollen gaan eten en vervolgens richting de pier gaan lopen, waar om exact twaalf uur een grote vuurwerkshow zou gaan beginnen en waar de hele stad op afkomt. Hier wordt namelijk geen eigen vuurwerk afgestoken zoals in Nederland wel nog steeds is toegestaan. Hier steken ze ook wel hun eigen vuurwerk af, maar dan op Guy Fawkes day, een krappe twee maanden geleden. Die dag wordt gebruikt om met zijn allen gezellig op de parkeerplaats bij het strand pijltjes de lucht in te schieten en als die op zijn wordt er gezocht naar iets anders in de buurt dat brandbaar is en een mooi vreugdevuurtje kan opleveren

Na het aftellen begon inderdaad om stipt twaalf uur de show die bestond uit praktisch elke mogelijke varianten aan vuurwerkpijlen voor zeker twintig minuten. Voor de ratjetoe aan particuliere pijlen in Amsterdam valt absoluut ook wel iets te zeggen, maar een grote show aan het strand waar de hele stad naartoe komt en die de volgende dag geen enkel spoortje van rode plakkerige smurrie op straat achterlaat heeft misschien toch wel mijn voorkeur.

In de loop van de nacht trok de lucht steeds verder open en werd de stad de volgende morgen getrakteerd op een strak blauwe lucht. Een geschenk uit de hemel, aangezien alle inwoners van de townships traditiegetrouw op nieuwjaarsdag naar het strand gaan om daar een tentje in het zand op te zetten, te zonnen en in de zee te springen. Als enige drie blanken liepen wij die ochtend en middag over het strand om deze hele heksenketel te aanschouwen. Een gigantische mierenkolonie aan badgasten die niet kunnen zwemmen willen massaal de golven induiken en moeten worden gecoördineerd door een leger aan strandwachters die iedereen naar dezelfde golf drijven waar ze in mogen spelen. Eenmaal vanaf het strand naar boven gelopen, kom je uit op de boulevard, die die erg doet denken aan de vrijmarkt op Koningsdag waar mannen, vrouwen met een baby aan de borst en kinderen een uitstalling van hoedjes, zonnebrillen, houten beeldjes en opblaaseendjes tentoonstellen.

Iets verderop waan je je daarna even voor het Anne Frankhuis als er zich een gigantische sliert aan wachtende mensen opdoemt die geduldig met wat briefgeld in hun hand in een lange rij over de boulevard geslingerd staan. Deze rij blijkt echter niet voor een monumentaal pand, een historisch museum, of een speciale kaartverkoop te zijn. Nee, deze rij eindigt bij de ingang van de KFC waar dit vleesetende land verslaafd aan is. Dit is dus enkel de rij naar de ingang van deze vreetschuur, hoe het er daarbinnen aan toeging heb ik niet eens willen checken. Nou heb ik ook gehoord dat men eenmaal binnen lang niet altijd een heel burger menu bestelt, maar enkel de kip. Het brood en de te zoete frisdank hebben ze zelf meegenomen naar het strand. Aan de andere kant is het niet enkel de immense populariteit van de KFC die deze lange rij veroorzaakt, alle omliggende café’s en restaurants verkiezen een vrije dag om uit te brakken boven keiharde knaken verdienen en zijn allemaal gesloten vandaag. Iets wat als Nederlander die zelf jaren in de horeca heeft gewerkt en ook vaak genoeg, hetzij soms iets minder scherp dan normaal, op nieuwjaarsdag cappuchino’s stond te maken onbegrijpelijk. Er waren namelijk teveel fitte jonge moeders die met hun kinderwagens een nieuwjaarswandeling aan het maken waren langs het IJ en zichzelf een welverdiende koffiepauze in het café gunde. Op het moment zelf zou je het liefst iedereen naar huis sturen, maar je weet ook wel dat de eerste dag van januari veel gasten trekt. Kennelijk is dat iets wat in dit land nog moet worden uitgelegd en dat zal KFC vast niet aan ze gaan vertellen.

Na ondertussen al een aantal uur te hebben gelopen en deze hele traditie te hebben geobserveerd werd het tijd om zelf ook het water in te duiken. Ik heb namelijk in mijn hele leven nog nooit aan de Hollandse nieuwjaarsduik traditie meegedaan, maar de omstandigheden waren op dit moment dermate gunstig dat ik nou toch best een keertje ook op één januari het water in kon springen. Eigenlijk had ik deze hele actie nog een kers op de taart willen geven door een Unox muts op te zetten, maar helaas was het mij voor mijn vertrek niet meer gelukt om er eentje te vinden. Het werd daarom uiteindelijk een afkoelende sprong in de hoge golven zonder oranje worstenmuts, die eigenlijk de nieuwjaarsdimensie een beetje miste, maar desalniettemin een heerlijke verfrissing was. De golven waren perfect en de zon en wind werkte daarna als een prima centrifuge voor mij en mijn bikini.

Pas aan het einde van de middag waren we weer terug thuis en was het na een goede douche wel weer tijd voor een wijntje. Het mogen er gisteren misschien ook al wel een aantal geweest zijn, het is nog steeds een officiële feestdag en bij feest hoort een drankje. Van de eerste pagina uit het ongelezen boek heb ik met volle teugen genoten. Op naar die andere 364 pagina’s en op een heel mooi nieuwjaar voor iedereen.

 

 

Roos

 

 

 

 

 

 

  1. Het Rugbytoernooi

 

Rugby is hier volkssport nummer één en het toppunt van verbroedering. Waar je in de hele stad op elke straathoek de ethnofobie duidelijk kan voelen wordt er voor de wedstrijd eendrachtig het multi linguale volkslied uit volle borst door iedereen gezongen.

Op het moment dat er dan hier een weekend lang een internationaal toenooi wordt gehouden is dat dan ook absoluut de moeite waard om naartoe te gaan. De kaartjes hadden een waarde tussen de, omgerekend, twee en vijftien euro, maar een tip die ik je alvast kan geven: koop altijd de goedkoopste, want iedereen gaat toch zitten waar hij wilt. Wie het eerst komt die het eerst maalt zeg maar. Dat Nederland niet vertegenwoordigd is en een land als Kenia wel is eigenlijk verontwaardigend. Het postuur van de gemiddelde Keniaanse rugbyspeler verwacht je eerder op de marathon met hun ranke lange Masai benen. Terwijl een beetje frequent Hollandse fitnessbezoeker al veel eerder het postuur van een getrainde rugbyer heeft. Sowieso zouden we in Nederland rugby tot een nationale volkssport moeten maken, want het heeft opzich best wel wat weg van voetbal. In beide gevallen gaat het erom de bal aan de andere kant van het veld te krijgen om te kunnen scoren.  Het verschil is alleen dat daar waar een gemiddeld voetballertje vijf minuten kermend op het veld ligt bij ieder minuscuul fysiek contact, er hier elke seconde wel iemand neer wordt gehaald als onderdeel van het spel. Zonder dat er ook maar iemand een teken van pijn vertoont. Deze mannen kunnen tegen een stootje en laten zich geen moment uit het veld slaan. Ik weet zeker dat een gemiddelde Nederlandse vrouw veel liever voor dit testosteron geweld naar het stadion zou komen dan voor een potje poldercatenaccio.

De eerste dag van het toernooi bestond uit de groepsfase en werd door het publiek vooral als een feestje gezien. In totaal waren er vier poules waarin ieder land een keer tegen elkaar speelde, wat neerkomt op in totaal 24 wedstrijden, verspreid over de hele dag. Op de momenten dat het thuisland speelde was het stadion wel aardig gevuld, maar tijdens andere wedstrijden hing het merendeel buiten rond bij de bierstands, muziekpodia en lange picknicktafels. Je kon het hele tafereel nog het beste met een festival vergelijken, inclusief de groeps outfits die op carnaval rondlopen. Van zebra’s, familie Flinstone, Wally’s en zoutvaatjes, noem het en het loopt er rond met als doel vooral veel te drinken en een hoop herrie te maken. Dit lukt zeer goed en met veel kabaal wint het thuisland met gemak ook de laatste poulewedstrijd, waardoor ze de volgende dag in de kwartfinale staan.

Deze kwartfinale begint al om half één dus de meeste supporters zijn nog niet gearriveerd om met eigen ogen te zien hoe ook de halve finale probleemloos wordt bereikt in een bloedheet stadion. Als er meer toeschouwers binnen beginnen te druppelen is er al wel een verschil te zien tussen nu en de dag ervoor. De feestvierende carnavallers hebben plaatsgemaakt voor supporters met rugbyshirtjes en nationale vlaggen. Vandaag is men gekomen voor de wedstrijden in plaats van de hele dag ‘derde helften’. Wat niet wegneemt dat ruim voor de finale al het bier op is en er bij de vreettenten als avondmaal enkel nog chips verkrijgbaar is, maar dat terzijde gelaten.

De halve finale is tegen Australië, dat al vrij snel op een 10-0 voorsprong komt. In rugby is dat minder pijnlijk dan het klinkt, want elke keer dat je met de bal voorbij de achterlijn gaat rollebollen heb je al vijf punten behaald. De achterstand is echter wel groot genoeg om het stadion een stuk stiller te krijgen dan tien minuten daarvoor. Gelukkig kunnen al die groene shirtjes op de tribune in de tweede helft weer opgelucht ademhalen, want Australië wordt uiteindelijk met 17-10 verslagen. Voor de snelle rekenaars die niets van rugby afweten, maar wel zien dat 17 niet in de tafel van vijf zit. Er is inderdaad nog een andere manier om punten te scoren. Op het moment dat je over de achterlijn van de tegenstander bent gekomen met de bal, mag je vanaf die plek een soort van penalty nemen die nog eens twee extra punten oplevert. Om de kans dat je die penalty benut te vergroten is het zaak om te proberen zo dicht mogelijk bij de ‘goal’ de bal achter de achterlijn op de grond te leggen. Op papier kan dit wat ingewikkeld klinken, maar in de praktijk is het één van de eenvoudigste sporten om te begrijpen.

Tegen de tijd dat de finale bijna moet gaan beginnen begint het weer te betrekken en duiken de toeschouwers van de onoverdekte voorste ring naar achteren. Voor mij komt deze weersomslag nog niet eens zo heel slecht uit, want ik heb de hele dag in de volle zon op de tribune gezeten en had mij wel ingesmeerd, maar was mijn neus en voorhoofd even vergeten.

De finale wordt voorafgegaan met het volkslied en een helehoop gejuich. Je zou denken dat je toeschouwer was van de WK-finale voetbal, zo fanatiek stond een vol stadion te zingen, springen en dansen. Net als in de halve finale komen ‘we’ ook deze keer eerst op achterstand. Deze keer maakt dat het stadion niet stiller, want de overtuiging dat er vandaag gewonnen gaat worden is zeer groot. Ze krijgen ook nog gelijk en onder het toeziend oog van hun trotse landgenoten wordt de cup door de bonkige heren omhoog geheven.

Wonnen ze hier maar elke dag een rugbytoernooi, dan zouden alle etnische problemen in één keer als sneeuw voor de zon verdwijnen.

 

 

Roos


 

  1. Het Casino

Daar waar werktijden hier soms behoorlijk flexibel worden ingevuld door personeel en horeca exploiteurs de meest rendabele dagen gebruiken om een dagje vrij te nemen, bestaan er ook de andere uitersten. De KFC en de McDonalds zijn 24 uur per dag, zeven dagen in de week open om deze carnivoren en vet addicts te voorzien van hun dagelijke behoefte aan calorie-bommen. Deze ketens draaien op hetzelfde concept als hun neven in Europa en Noord-Amerika, al houdt het personeel dat aan het werk is er wel nog steeds zijn eigen tempo op na over het algemeen.

Daarnaast is er ook nog een ander bedrijf in deze stad dat elk uur van de dag open is: het casino. Dit casino ligt in een te kitcherig complex dat prominent aan de boulevard langs de kust ligt. Binnen het complex vind je tal van eetgelegenheden, kledingzaken, fonteinen, Centerparks achtige palmboom partijen en een draaimolen om de kinderen te parkeren als je zelf je geluk wilt beproeven bij de Blackjack.

In Nederland ben ik nog nooit in een casino geweest, maar hier is het één van de populairste uitgaansgelegenheden, waardoor ik er meerdere malen in verzeild geraakt ben. Met name aan het begin van de maand is het er een drukte van belang, want dan heeft iedereen zijn overheidssubsidies weer ontvangen en is er weer geld om massaal in de fruitmachines te werpen. De behoefte aan deze subsidies wordt overigens niet enkel in het casino gezien. De rij voor het geldautomaat, de kassa van de kledingwinkel en de betere supermarkten zijn ook significant langer als de nieuwe maand net weer van start is gegaan. Op het moment dat er geld is om te spenderen, zal een groot deel van de bevolking het zeker niet laten om dat gelijk te doen, om een paar weken later weer met hangen en wurgen de rest van de maand rond te kunnen komen.

Degene die de krukjes achter de fruitautomaten warmhouden zijn over het algemeen al wat ouder en zijn afkomstig uit alle verschillende etnische bevolkingsgroepen. Urenlang zitten ze verwachtingsvol naar de dansende en heftig flikkerende appels, piraten, haaien en allerlei andere figuurtjes te kijken die hen definitief uit hun financiële malaise moeten gaan bevrijden. Voor de vaste gasten van het casino ligt er aan het einde van de maand een presentje klaar, dat nog het meeste weg heeft van een luxe kerstpakket. Wat er precies allemaal inzat heb ik niet kunnen zien, maar mijn oog voor alcohol spotte in ieder geval een flesje whisky in het pakket. Een duidelijke bevestiging van de enorme winst die er in deze industrie gemaakt moet worden als je het als bedrijf kan veroorloven elke maand dit soort geschenkjes aan ruim vijftig van je vaste gasten te geven. Toen ik nog in het café werkte waren daar ook een groot aantal vaste gasten te vinden, van wie sommige er toch wel praktisch dagelijks een klein biertje kwamen halen, maar als die elke maand een fles whisky cadeau hadden gekregen had er ondertussen wel een bordje ‘Te koop t.e.a.b.’ voor de ingang gestaan.

Buiten deze grote omzetkrakers die de hele middenruimte van het casino in beslag nemen om zijn er ook nog minder rendabele, maar wel veel socialere spellen te vinden. Iedere donderdag wordt er bijvoorbeeld een ander spel gehouden wat in dit land zeer populair is onder jongeren, namelijk de Beerpong. De essentie van het spel is vrij simpel en iedereen kan met een beetje beginnersgeluk nog een ronde verder komen ook. Je moet het zien als een tafeltennistafel waar op de achterlijn tien plastic bekertjes met een laagje bier staan in de opstelling van bowling kegels. Vanaf je eigen tafelhelft gooi je een pingpongballetje richting de bekertjes van de tegenstander en als het balletje in één van de bekertjes belandt moet de tegenstander dat bekertje leegdrinken en weggooien. Het duo dat als eerste alle bekertjes van de tegenstander weg heeft gespeeld heeft gewonnen en gaat naar de volgende ronde. Iedere donderdag zijn het redelijk dezelfde koppels die zich inschrijven voor dit toernooi en met hun afgetrainde bodybuilder en surflijven de jackpot van omgerekend iets van 80 euro proberen te bemachtigen. Al snel blijven enkel deze macho klerenkasten over in het spel en is de rest van de zaal gevuld met bier en wijndrinkers die allang hun aandacht voor het spel zijn verloren en uitwaaien door het casino richting de roulette en de pokertafel.

Zelf heb ik uiteraard ook wel een keertje zowel de fruitapparaten als de elektronische Blackjack uitgeprobeerd. Samen met een ander waren we dan alleen wel die krenten die met een budget van zo’n zeven euro speelde en stopte zodra dit was gegroeid tot een tientje. Toch zeker twee uurtjes onszelf vermaakt met het discussiëren over onze inleg bij elke ronde en uiteindelijk ook nog mooi net genoeg winst om trots twee wijntjes van te bestellen om de grote overwinning te vieren. De omzet om die geschenkpakketjes en de entourage kitch te veroorloven wordt namelijk niet gemaakt in de drank verkoop. Op het moment dat je je geld voornamelijk uitgeeft aan de bar van het casino in plaats van speelbudget zal je avond helemaal niet zo duur worden. De spaarpot van meneer de Casinohouder wordt gevuld door de oudjes en andere wanhopige gelukszoekers die zich blindstaren op de dollartekens en elke vorm van verplichte verslavings waarschuwingen negeren. Dit zijn dezelfde mensen die uiteindelijk weer gedesillusioneerd het overweldigende complex verlaten en weer buiten in de keiharde werkelijkheid van deze stad staan.

De stad waar mannetjes zonder voortanden in een vuil reflecterend hesje achter elke auto op de parkeerplaats aanrennen om wild gebarend aanwijzingen te geven bij het in- en uitparkeren. Al hopend dat de bestuurder hen daarvoor zal belonen met een muntje dat nog geen twee eurocent waard is. Waar onder de palmboom naast de parkeerplaats een ander een beschut plekje voor de nacht heeft gevonden en een derde in de vuilnisbak van de KFC zoekt naar een verdwaald kippenvleugeltje. Allemaal zijn ze 24 uur per dag, zeven dagen in de week in de weer met overleven en zien ze als ze omkijken de eeuwig brandende verlichting van het Witte Paleis dat casino heet.

 

 

Roos


 

  1. School

De zomervakantie is afgelopen en alle rondrennende jongetjes van het strand en het zwembad hebben zich weer in hun nette schoolkostuumpjes gehesen om in clubjes de lange weg naar hun school af te leggen. Lopend naast een eindeloze filesliert aan auto’s waar ouders inzitten die hun kinderen bij school afzetten voor ze zelf doorrijden naar hun werk. Na bijna twee maanden vakantie gehad te hebben gaat er eindelijk weer wat geleerd worden en verheugen de meeste kinderen zich er ook wel om weer met hun vriendjes te spelen, die ze soms een hele vakantie niet zien, omdat iedereen zo ver van elkaar vandaan woont.  Binnen de stad valt de afstand die de lopende kinderen afleggen nog wel mee, want over het algemeen zullen zij naar openbare scholen gaan in hun eigen wijk. Op het platteland zie je echter ook clubjes nette pakjes langs de weg lopen, maar heb je geen flauw idee waar ze naar opweg zijn, of vandaan komen, want in de verste is geen bebouwing te bekennen. Verrassend is ook om te zien hoe lang de optocht is en hoe verwaaid hij kan zijn. Als een uit elkaar gevallen peloton op de Alpe d’Huez lopen de plukjes kind langzaam dezelfde richting op. Ik zou verwachten dat voor al die kinderen de schoolbel op hetzelfde moment zal gaan, maar de lantaarndragers van de groep gaan toch echt wel een stukje later over de finish komen dan de koplopers die het attribuutloze schoolplein al in het vizier hebben.

Zo aan het begin van het schooljaar zullen de klassen nog helemaal volzitten met enthousiaste druktemakers die oprecht het voornemen hebben om goed hun best te gaan doen en hoge cijfers te gaan halen dit jaar. Hetzelfde enthousiasme dat je in Nederland in de brugklas ziet waar op de eerste dag alle boeken nog netjes worden gekaft met het kaftpapier dat weken daarvoor al zorgvuldig is uitgezocht. Wat vervolgens na een paar maanden als losse lappen armoedig om dat Wiskundeboek hangt. De aftaaiende interesse gaat voorlopig nog wel even duren waarschijnlijk, pas in de winter zal er wat verval ontstaan in de lange sliert nette pakjes. Dan wordt het koud en zijn er thuis geen schone sokken meer om aan te trekken, of geen waterdichte kleding om zich tegen de striemende regen te beschermen. Om deze kinderen toch netjes in de schoolbankjes te houden, ondanks de kou, worden er dagelijks maaltijden verzorgd door de school. Als Robert Kranenborg het op zijn bord zou krijgen zou hij gelijk zeggen dat hij smaak mist , want de populaire pap die veel geserveerd wordt ligt als een dikke witte pudding op je bord en had best wel iets van zout of peper kunnen gebruiken, maar voedzaam is hij des te meer.

Toch is enkel een warme maaltijd niet voldoende om iedereen op school te houden en daadwerke­lijk met een diploma naar buiten te laten lopen. Dat heeft niet enkel te maken met het belang van onderwijs dat bij sommige gemeenschappen minder hoog in het vaandel staat dan in Nederland, of door de lange afstanden die er moeten worden afgelegd voor de school eindelijk bereikt kan worden en je zonder lift van een passerende jeep rustig een uur gaat kosten.

Nee, het probleem zit hem ook wel behoorlijk in het systeem dat nog steeds niet helemaal is ingespeeld op de culturele complexiteit. Eén richtlijn in een land met elf officiële talen is namelijk niet eenvoudig en vervolgens het onderwijs maar op één niveau aanbieden helpt daar niet bij.

Ik zal proberen het systeem kort uit te leggen en daarmee proberen duidelijk te maken waardoor het uitvalscijfers zo hoog is vergeleken met andere landen.

Vanaf het jaar dat je zes gaat worden verlaat je het kleuterjaar en kom je op de lagere school, waar sinds vijf jaar gelijk ook het vak engels al wordt gegeven om de achterstand onder niet engels sprekende bevolkingsgroepen sterk te reduceren. Tot en met het derde jaar bestaat het onderwijs hoofdzakelijk uit rekenen, lezen en schrijven in je moedertaal, met daarnaast dus engelse les. Vanaf het vierde leerjaar worden op steeds meer scholen alle vakken in het engels gegeven en lijken de vakken wat meer op de schoolvakken zoals je ze in Nederland in groep acht hebt. Vanaf het achtste leerjaar hebben de meeste scholen een schifting en verhuizen de leerlingen naar een ander gebouw. Vanaf dat moment zie je de eerste groep uitvallers al onstaan, bestaande uit kinderen van arme ouders die het kunnen lezen, schrijven en rekenen voldoende vinden en de fysieke arbeid prefereren. De volgende lichting dropouts volgt een jaartje later als het vakkenpakket gekozen moet worden, bestaande uit twee officiële landelijke talen, wiskunde en nog drie vakken naar keuze. In deze vakken zal in het twaalfde en laatste jaar examen gedaan worden, maar in die laatste drie jaar kan er van alles gebeuren. Je kan zwanger worden, je kan verantwoordelijk worden voor de familie, of je kan het niveau niet bijbenen. Op het moment dat er namelijk maar één niveau wordt aangeboden is er altijd een groep die een lange tijd met veel gespartel het hoofd boven water kan houden, maar uiteindelijk te ver gaat achterlopen om de groep nog bij te kunnen halen. Hier is de metafoor van de Tour de France in de Alpen opnieuw toepasbaar. De sprinters komen de eerste twee dagen nog wel met achterstand die bergen over, maar na drie dagen is de reserve op en lukt het ze niet meer om nog langer door de verzuring heen te trappen.

Andersom is er ook een bovenlaag van makkelijk lerende leerlingen voor wie het tempo veel te laag ligt en hun werklust verliezen. Iets wat desastreus kan zijn als je na je wilde hormonenjaren besluit dat je toch naar de universiteit had willen gaan, want de toelating wordt gebaseerd op je gemiddelde eindcijfers op je examen. Ik heb zelf ooit ook drie jaar in een brede brugklas gezeten en laten we het erop houden dat dat niet bevorderlijk was voor mijn werkhouding en inzet. Daarvoor was de uitdaging toch iets te karig in die drie jaar, hier houden ze dat twaalf jaar vol.

Het is echter al een hele verbetering dat de vakken nu op zoveel scholen volledig in het engels gaan als kinderen negen jaar oud zijn. Op sentimenteel gebied valt er voor de tegenstand wel wat te zeggen, want alle unieke niet engelse moedertalen worden er heel langzaam maar zeker mee naar een tweede rang gedrukt. Het zet echter wel de deur open naar een onderwijssysteem waarin verschillende bevolkingsgroepen op een dag samen in hetzelfde klaslokaal kunnen zitten en allemaal kunnen verstaan wat de juf zegt.

 

 

Roos

 

 

  1. Het dorp

De cultuurverschillen binnen de stad zijn gigantisch, waardoor het soms verbazingwekkend blijft dat al deze mensen dezelfde nationaliteit in hun paspoort hebben staan. Echter, de verschillen worden nog groter op het moment dat je de stad verruilt voor het platteland waar nog traditionele landbouw gemeenschappen bestaan, bestaande uit losse dorpjes met ieder niet meer dan 500 inwoners. Waar nog een bruidsschat moet worden betaald van twaalf koeien aan de familie van de bruid, wat met een beetje goed onderhandelen gelukkig ook in termijnen mag worden afgelost. Waar bij een gebrek aan een kerk de diensten bij de mensen thuis wordt gehouden, door samen in je mooiste kostuum stukjes uit de Bijbel te lezen en waar het dichtstbijzijnde dorp met een supermarkt minstens vijftig kilometer verderop is. Iets dat voor een stedeling klinkt als een onmogelijke plek om te overleven, maar deze dorpen zijn zeer zelfvoorzienend. De mensen wonen ook niet in krotten, zoals je aan de rand van de stad wel zien, aangezien ze hier nog hun huizen bouwen van leem wat geweldig isoleert en niet wegwaait. Uiteraard zijn er echter ook altijd spullen die je niet zelf op je akkertje kan verbouwen, maar wel onontbeerlijk zijn als suiker, frisdrank en sigaretten. Daar is dan het lokale dorpswinkeltje voor, gerund door een man die één keer in de week met zijn rammelende terreinwagen de expeditie naar het grote dorp maakt om in te slaan. Een biertje drinken is ook mogelijk, want daarvoor heeft weer een andere slimmerik met een auto zijn woonruimte als zitgelegenheid opengesteld en in het slaapvertrek een grote koelkast neergezet vol met halve liter flesjes bier. De twee banken in de woonkamer zijn al erg snel gevuld, vandaar dat er in een opslaghok nog wat extra houten bankjes met een tafeltje zijn neergezet en buiten is ook genoeg ruimte om op het dorre gras te zitten. Wel doe je er verstandig aan om hier niet al teveel biertjes weg te tikken, want de weg terug naar huis gaat over een zeer onevenredig karrespoor van opgedroogde klei waar je in het donker vrij makkelijk je benen op zou kunnen breken. Terwijl ik daar mijn biertje aan het drinken ben, is in de verte op de heuvel een kampvuur te zien waar luid gezang vandaan komt. Dit blijken de jongens in de bush te zijn die vanavond hun laatste avond hebben en morgen weer terug zullen keren naar het dorp.

Een begrip wat om enige uitleg vraagt, want het gaat hier om een eeuwenoude traditie die zich nog steeds twee keer per jaar voltrekt. Om en nabij hun achttiende levensjaar moeten de jongens naar de bush toe waar ze ongeveer vier weken blijven en vanwaar de details over wat daar allemaal precies gebeurt in die tijd vaag worden gehouden. ‘What happens in the bush, stays in the bush.’ Het enige dat vaststaat is dat er een traditionele besnijdenis plaatsvindt, waarna de jongens als mannen weer de bush uit zullen komen. Ongeacht je leeftijd zal je, zolang je dat stukje voorhuid nog hebt voor de gemeenschap een jongen blijven en niet worden toegelaten tot de gesprekken tussen mannen onderling.

De dag dat de nieuwbakken mannen weer terugkeren van hun geheimzinnige kampement wordt er een ceremonie gehouden waar het hele dorp op afkomt om ze weer te verwelkomen. Dit houdt in dat de mannen met elkaar in een kringetje buiten zitten en het over van alles en nog wat hebben in een taal waar ik, als ik heel erg mijn best doe, nog steeds geen woord van versta. Nou is het sowieso ook niet de bedoeling dat ik mij bij deze kring voeg, aangezien ik geen man ben. Van mij wordt verwacht dat ik in het hutje bij de vrouwen ga zitten. Deze vrouwen zijn stuk voor stuk gekleed in de meest prachtige lange kleurrijke rokken en bijpassende lappen die als tulbanden op hun hoofden zijn gebonden. Een klederdracht die aantoont dat het getrouwde vrouwen zijn en hun leeftijd inschattend, zouden deze verrimpelde vrouwtjes ook al dertig jaar getrouwd kunnen zijn. Tot er weer een peuter de tent in komt gewandeld om bij zo’n vrouwtje aan de borst te gaan lurken, dan begin ik toch weer aan de leeftijd te twijfelen. Mannen zijn al net zo lastig in te schatten, doordat ze praktisch geen lichaamsbeharing hebben. Een man van tegen de dertig ziet er in mijn optiek uit als iemand van achttien, vers uit de bush.

Wanneer je wel kan zien dat deze vrouwtjes nog genoeg energie hebben is als de eerste begint met het zingen van traditionele liedjes. Al gauw wordt ze bijgestaan door anderen en begint de rest er ritmisch in het hutje op mee te dansen. Heupen, voeten, armen, alles wordt in de strijd gegooid. Deze vrouwen zouden waarschijnlijk helemaal dubbel liggen als ze eens de danskunsten van de gemiddelde Nederlander op zaterdagnacht in de Melkweg in Amsterdam zouden aanschouwen.

Buiten het zingen, dansen, kinderen voeden en vrolijke verhalen vertellen hebben deze vrouwen ook nog een hele belangrijke verantwoordelijkheid. Ze gaan niet over het eten, want dat is de taak van de  ongetrouwde meisjes en vrouwen, maar ze gaan wel over het bier. Daarbij moet niet worden gedacht aan een grote Amerikaanse koelkast vol bier voor het hele dorp, maar aan een eigen brouwsel van water, gist, maïsmeel, maïskiemen en de kiemen van een plant die ook vrij veel weg heeft van maïs, sorghum. De kiemen worden in het water verhit in grote ijzeren ketels in de hut en vervolgens, afgekoeld, met het maïsmeel en gist in plastic vaten gegoten. Hierin start het gistproces van een paar dagen. Daarna wordt de gegiste pap afgegoten wat een goedje oplevert dat nog het meeste lijkt op een maatbekertje pannenkoekenmix dat een tijdje buiten de koelkast heeft gestaan. Het spul wordt in plastic vijf liter emmers gegoten en meegenomen naar de verschillende groepen mannen, jongens, meisjes en vrouwen die er gretig hun bekers mee vullen, of de emmer in zijn geheel aan hun mond zetten.

Ik kreeg ook gelijk een bekertje van deze creatie in mijn hand gedrukt en zo beleefd als ik ben opgevoed heb ik de inhoud ook uiteindelijk volledig naar binnen gewerkt, maar als het bier in Nederland ook zo zou smaken was ik allang een geheelonthouder geweest. Ik heb smaak en er zijn genoeg dingen die ik niet zo heel erg lekker vind, of waar ik lang niet altijd trek in heb. Echter vallen al die, vaak wat fantasieloze of te zoete, drank- en etenswaren niet te vergelijken met dit zoutzure aftreksel dat gewoon ronduit smerig is. Ik heb nog nooit pannenkoekenbeslag dat te lang buiten de koelkast stond geproefd, maar ik vermoed echter dat het naast de vergelijkbare kleur en structuur ook qua smaak veel overeenkomsten heeft. Het biermerk Brand verkondigt altijd vol trots op het etiket dat zij hun bier al sinds 1340 brouwen volgens traditioneel recept. Ik weet nu hoe een traditioneel recept proeft en als ik meneer Brand was zou ik daar niet zo heel trots zijn.

Daarentegen smaakte de kippenpoot van een voormalige scharrelkip uit het dorp, met de groente en aardappels uit de eigen moestuin verrukkelijk. Was de sfeer uiterst gastvrij en bewezen deze mensen dat geld geen issue hoeft te zijn op het moment dat je met elkaar een gemeenschap draaiende kan houden. De jongeren die hun school weten af te ronden trekken tegenwoordig echter toch vaak weg uit deze dorpen, opzoek naar een baan waardoor deze dorpen snel vergrijzen, maar niet verdwijnen. Voor een ceremonie als deze komen deze gevlogen dorpelingen allemaal terug naar hun roots en is het hele dorp één grote familie. Toch heb ik na mijn bekertje ‘bier’ deze familie weer verlaten, mijzelf beschermend voor een eventueel attent vrouwtje die mij op een moment van onoplettendheid wellicht op een refill zou kunnen trakteren.

 

 

Roos

 

 

  1. De Sportschool

 

Na maanden enkel mijn voeten wat beweging gegund te hebben door de koppeling en het gaspedaal in te trappen werd het tijd om eindelijk mijn overdosis energie eruit te gaan gooien. De vraag was alleen, hoe? Veel mensen hier doen aan joggen, maar daar vind ik dan net weer even helemaal niets aan. Ik hoef nog geen honderd meter te rennen of mijn enkels en knieën hebben hun veto al ingezet. In Nederland vind ik het heerlijk om te fietsen en er wordt hier in de vroege ochtend ook wel veel gebiked als training voor de verschillende races die er in deze omgeving jaarlijks worden gehouden. Helaas heb ik hier geen fiets en de venijnige hellingen die er af en toe zijn, zijn niet geschikt voor mijn polderkuitjes. Ik kan mij nog wat onnozele heuveltjes in Zuid-Limburg herinneren die ik na een dappere poging van enkele meters toch netjes met de fiets in de hand bedwongen heb. Wandelen heb ik ook nog een weekje geprobeerd, iedere ochtend ongeveer zeven kilometer langs het strand lopen. Opzich was dat wel aardig, maar je komt niet bezweet thuis met het gevoel eens even goed te hebben afgezien. Dat lukt wel op de goede hikingtrails door de bergen die ik in de weekenden probeer te maken, maar dat is dan hooguit één dag van fysieke inspanning in twee weken.

Uiteindelijk zag ik nog maar één optie en dat was de sportschool. Van binnen verschilt hij niet van een Nederlandse sportschool, de Lombiekes van de stad staan gebroederlijk hun halters te heffen en de kakelende huisvrouwen nemen alle familieperikelen met elkaar door op de ligfietsen. Naast deze standaard fitness attributen kent deze luxe sportschool variant ook een zwembad en zelfs drie squashbanen. Helaas is er geen mogelijkheid om rackets te huren, anders was dit zeker ook een mooie optie geweest om te gaan doen, zeker omdat ik erachter kwam dat ik in het voorvakje van mijn rugzak nog een verdwaalde squashabal zat die zich vermoedelijk al zo’n drie jaar daar verstopt heeft.

Het grote verschil is alleen dat dit ijverige gezweet al vanaf vijf uur ’s ochtends begint, zodat er voldoende tijd is om te sporten en tevens om acht uur op het werk te zijn. Op het moment dat de gemiddelde Nederlander naar de sportschool gaat, na het avondeten om een uurtje of acht ’s avonds doet deze sportschool zijn deuren alweer dicht en heeft hij in de weekenden de deuren zelfs al dichtgedaan. Wat opzich ook niet vreemd is in een land waar de zon ’s ochtends om vijf uur alweer present is en het ’s avonds voor achten ook wel weer welletjes vindt. De bevolking heeft zich daaraan geschikt en na een uurtje of tien ’s avonds slaapt het grootste gedeelte van de stad.

Wat verder ook heel erg opvalt is dat het bijna allemaal witte sportievelingen zijn die hun overtollige kilootjes op de lopende band proberen te verbranden en andere etnische afkomsten een uitzondering zijn, op het schoonmakend personeel na. Nou moet ook wel gezegd worden dat het vooral de witte bevolking is die zich het meest per auto verplaatst en dat de andere ook veel gebruik maakt van de benenwagen om op school en werk te komen, maar het is absoluut niet zo dat zij er allemaal afgetraind uitzien. Zeker de vrouwen hebben vaak een flinke derrière waar een zorgvuldig dieët van koolhydraten en vetten voor nodig is geweest om die te verwezenlijken. Een paar uurtjes meeroddelen met de vrouwen op de ligfietsen elke ochtend zou voor een hoop van deze vrouwen niet verkeerd zijn.

Zelf word ik, ondanks de overdosis vitamine A die ik inmiddels gehad heb en die mij meer neger heeft gemaakt dan ik ooit in een Spanje of een Griekenland geworden ben, ook als witte ingeschaald en val ik totaal niet op tussen al deze andere ochtengymnastiekers. Ik begin dan met tien kilometer fietsen op van die saaie fietsen, die piepen als je in een nieuw level zit en die zogenaamd je hartslag bij zouden houden. Of tenminste, ik mag hopen dat het niet mijn echte hartslag is, want dit apparaat beweert rustig dat ik van 96 ineens naar 256 schiet en dan in een minuut weer honderd slagen omlaag ga. Desalniettemin zien al die getalletjes en metertjes er indrukwekkend uit en doen ze je geloven dat je calorieën voor het leven verbrand en je de benen van Indurain aan het kweken bent. Om de tijd wat sneller te laten gaan wordt er sport op de televisies uitgezonden. Normaal gesproken zijn twee van de drie tv’s gereserveerd voor cricket. Een soort honkbal, maar dan zonder rondjes te hoeven rennen en veel ingewikkelde andere regels die ervoor zorgen dat het spel niet in één dag kan worden gespeeld. Volgens de mensen hier is dit echter geen goede omschrijving en kan ik beter gewoon zeggen dat ik dat spelletje simpelweg niet begrijp Ik vestig mijn hoop daarom op de derde tv. Op maandag worden hier vaak samenvattingen van de Europese competities uitgezonden, wat prima vertier is. Echter hebben ze hier kennelijk iets met de voormalige topclub Arsenal, want zodra die aan de beurt is wordt gelijk de volledige wedstrijd herhaald en dat vind ik toch wat lang duren om al fietsend gefocused naar te blijven kijken. Dan kan ik misschien toch beter mij eens gaan verdiepen in de volkssport cricket.

Na tien kilometer te hebben gefietst mag ik van mijzelf afstappen en aan mijn stukje zwemmen beginnen. Wel met de verplichte badmuts op, want mijn vieze haren willen ze niet in het water hebben.

De eerste keer dat ik weer een baantje borstcrawl deed van 25 meter was niet te merken dat ik ooit in een ver verleden nog aan wedstrijdzwemmen heb gedaan. Volledig buiten adem tikte ik aan en heb toen bedacht dat ik dit misschien beter rustig op kan gaan bouwen. Daarmee voorkom ik gelijk dat ik niet de clown van de ochtend zal worden, die met een rode kop wild om zich heen maaiend door het water gaat, in de baan naast de geoefende wedstrijdzwemmers die dagelijks om dezelfde tijd hun training afleggen. Nu zwem ik één kilometer, waarvan 250 meter borstcrawl en wie weet wordt dat te zijner tijd wel opgehoogd. Eerst in ieder geval maar eens zien vol te houden om naar dat zwembad toe te gaan drie keer in de week. De vorige twee keer dat ik in Amsterdam het goede voornemen had om weer te gaan zwemmen liepen die voornemens spaak zodra ik mij op eigen initiatief naar dat bad moest gaan begeven. Tot nu toe gaat dat in ieder geval nog goed en kan ik na mijn ochtendje afmatten lekker uithijgen in de eindeloze file van voortkruipende auto’s met mensen die opweg zijn naar hun bureaustoel, om daar weer de hele dag op stil te kunnen zitten.

 

 

Roos

 

 

 

  1. De Kapper

Daar waar mijn huid steeds donkerder van kleur wordt heeft de zon, het chloorwater en de wind mijn haar gebleekt tot een bijna lichtblonde coupe vol gespleten punten. Daar komt nog eens bij het ondertussen wel weer een maandje of vier geleden is dat er een schaar in mijn massa touw is gezet dus een expeditie naar de kapper kon inmiddels geen kwaad.

In eerste instantie was het mijn idee om naar één van de zelfstandige ondernemers in de townships te gaan waar vrolijk versierde oude zeecontainers zijn getransformeerd tot beautisalons waar je onder andere je haar kan laten knippen voor omgerekend één eurootje. Ik durfde het opzich wel aan om daar in de kappersstoel te gaan zitten en mij te laten verrassen door het resultaat. Per slot van rekening heb ik in 28 jaar nog geen één keer betaald bij de kapper en mijzelf enkel als proefkonijn gratis laten knippen. Dat gaat bijna altijd prima en de momenten dat het resultaat wat minder bevredigend was had ik altijd nog een schaar thuisliggen om de boel eigenhandig bij te werken.

De uiteenlopende kapsels die je op straat ziet lopen doen ook een grootse vakkundigheid vermoeden waar deze zelfstandige ondernemers over moeten beschikken. De vrouwen lopen hier met weelderige bossen in de meest uiteenlopende kleuren, ingenieuze vervlechtingen en de mooiste krullen. Echter, als je deze mensen wat vaker tegenkomt begint op te vallen dat het haar elke dag wel erg perfect zit. Al deze kapsels hebben nooit last van een bad hairday en er is nooit een plukje dat die dag heeft besloten eigenwijs rechtop te gaan staan. Het geheim blijkt echter geen wonderspray van Andrélon of Wella Forte te zijn, maar hetzelfde geheim als Clown Bassie, Sinterklaas en André Agassi; ze zetten allemaal een pruik op. Pruiken in alle denkbare modellen en waarschijnlijk ’s ochtends een stuk minder tijdrovend dan dagelijks wassen met extra volume shampoo en daarna eindeloos föhnen.

Ondanks dat ik de haardracht van de vrouwen hier vaak erg mooi vind, zet het wel twijfels bij het bezoek aan de fleurige zeecontainers. Ik had namelijk meer een kapsel in gedachte dat uit mijn eigen haar bestaat en dat ik met wat halen van een borstel ’s ochtends wel weer ordentelijk genoeg heb zitten om de deur uit te kunnen. In de wetenschap dat deze township kappers voornamelijk korte coupes zullen scheren en knippen, met misschien af en toe vanaf de hoofdhuid ingevlochten graatvlechten, ben ik toch maar gaan zoeken naar wat meer Westerse kappers.

Die zijn in de beter bedeelde buurten van de stad talrijk aanwezig en bij de meeste betaal je ook niet minder dan je in Nederland zou doen. De kapper waar ik uiteindelijk besloot naartoe te gaan had een klein parkeerplaatsje waar enkel dikke BMW’s geparkeerd stonden. Daar zou mijn prachtige zilveren Chico toch een beetje in schril contrast tussen staan. Ik wist ook niet of die dikke BMW’s nou betekende dat er enkel hele rijke mensen zich deze kapper konden veroorloven, of dat je hier kapper moet worden om in een mooie auto te kunnen rijden.

Ondanks deze enigszins afschrikkende eerste indruk ben ik wel gewoon naar binnengelopen. Het was namelijk niet alleen zo dat mijn knoperige splijtende verschoten haar schreeuwde om een kappersschaar, ik had het mijzelf ook een soort van beloofd als verjaardagscadeautje. Ik had een paar zakcentjes gekregen en wilde die ook op een leuke manier uitgeven. Zodat ik niet achteraf hoef te zeggen dat het geld goed van pas kwam, maar dat het door mijn handen was geglipt voor ik wist waar ik het aan besteed had.

Binnen zag de kapsalon er niet anders uit dan een Europese kapsalon. Er lopen meiden rond met trendy kapsels, er liggen oude tijdschriften, er is een overdosis aan spiegels en iedereen doet heel aardig tegen je. Dat ik zonder afspraak binnen was komen lopen was geen probleem, want ze hadden nog wel tijd op dit moment. Wat je ook gelijk wilt geloven, want er loopt in dit land in iedere winkel, restaurant, of andere openbare gelegenheid gemiddeld meer personeel dan klanten/gasten rond. Ieder met een eigen specifieke taak. Zo kan je baan inhouden dat je bij de deur moet blijven staan om iedereen gedag te zeggen, of in het geval van de kapper dat je langs elke knipstoel surveilleert of er nog haren naar beneden zijn gevdwarreld die je op kan vegen.

Wat hoger op de ladder staan de meisjes die de hele dag haren mogen wassen. Wat heel serieus wordt genomen, want mijn hoofd is daar volgens mij toch zeker wel twintig minuten lang gesopt, gespoelt, nog een keer gesopt,  gemasseerd, gedroogd, gespoelt en ga zo nog maar even door.

Na dit hele riedeltje werd ik dan in de kappersstoel gestationeerd waar zo’n typisch kapperstype fanatiek met mijn lokken in de weer ging om alles weer een beetje fatsoenlijk er uit te laten zien. Over het resultaat was ik na een half uurtje knippen, kammen, föhnen en nog wat knippen meer dan tevreden.

Gelukkig maar, want als het resultaat dramatisch was geweest had ik alsnog mijn hoofd kaal kunnen laten scheren en mee kunnen doen in de pruikenparade hier.

 

Roos

 

 

  1. De Kerk

In Nederland blijft het aantal gelovigen gestaag dalen. Laatst las ik online dat het aantal ongelovigen op dit moment zelfs hoger is dan het aantal gelovigen. Waar dan wel bij moet worden vermeld dat beide partijen geen absolute meerderheid hadden. In het land van de concessiepolitiek bestaat de grootste groep natuurlijk uit twijfelaars die niet in een God geloven, maar wel geloven dat er ‘iets’ is. Zelf zal ik waarschijnlijk horen bij de club ongelovigen. Ik ben nooit gedoopt en dat zal ook niet meer gebeuren, al denken sommige mensen dat wel door mijn dubbele voornaam. Die heb ik echter enkel te danken aan het poldermodel  van mijn ouders: Eén naam en niet dopen versus het omgekeerde.

Nou heb ik in mijn leven heus wel eens een kerkdienst bijgewoond, maar de laatste zal minstens vijftien jaar geleden zijn geweest. De begrafenissen van overgrootouders, waar je als kind geen flauw idee hebt wat die man in de gekke kleren vooraan allemaal aan het vertellen is. Na een kwartiertje is de concentratie ook wel op en wil je eigenlijk liever rondrennen of verstoppertje spelen. Na voor je gevoel al dagen op dat bankje te hebben gezeten lijkt het even of je een pauze krijgt met koekjes, maar dat ene smakeloze koekje valt erg tegen. Kortom mijn jeugdherinneringen aan de kerkdienst waren niet warm genoeg om jaren later uit mijzelf op mijn vrije zondag naar de kerk te begeven.

Hier heeft de kerk echter een veel sterkere positie binnen de gemeenschap. De atheïsten die je hier vindt zullen voornamelijk tijdelijke import zijn, zoals ik. Lessen op school beginnen en eindigen vaak met een gebed en ‘may God bless you’ is vermoed ik de meest gebruikte slotzin hier. Ik besloot daarom dat het tijd was om de kerk een kans te geven om mijn als kind gevormde beeld te nuanceren.

De eerste kerk die ik bezocht zag er van buitenaf uit als een grote zwarte loods op een industrieterrein met een parkeerplaats en een hoog metalen hek. Het voordeel van deze blokkendoos architectuur is dat er een heleboel stoelen in de aula passen en die blijken niet overbodig te zijn. De zaal zit vol met opvallend veel jonge mensen. Om iedereen warm te draaien wordt de dienst geopend door een vijfkoppige band die, uitgerust met elektrische gitaren en een drumstel, evangelische rockmuziek speelt. Het merendeel van de zaal kent het repertoire, maar voor de nitwits wordt de tekst ook met de beamer gepresenteerd. Na deze intro verschijnt er een typetje op het podium in pak met een grijs ringbaardje en een dikke donkere bril. Op een geheel eigen wijze legt deze halve komediant een verband tussen citaten uit de Bijbel en ervaringen uit zijn eigen leven, zonder zelfspot te vermijden. Na een uurtje met plezier te hebben geluisterd sluit de band de dienst af en kan ik niets anders dan toegeven dat mijn duffe herinnering hier niet op is gegaan.

Echter, in deze kerk kwam de gemiddelde bezoeker uit één van de betere wijken in de stad. Ik wilde daarom ook een blokkendoos opzoeken die wat meer aan de rand van de stad lag, meer in de buurt van twee townships. De ingang van deze blokkendoos had al wel wat meer weg van een kerk en lag ook niet in een industriegebied. Ook niet in de bewoonde wereld, het was meer een open prairielandschap met dit gebouw en auto’s ervoor. De luidruchtige taxibusjes die als wegpiraten door het land scheren, rijden nu af en aan om de bewoners van de townships af te zetten bij hun wekelijkse zondagse uitstapje. Een service die door de kerkgemeenschap zelf wordt geregeld om mensen zonder geld voor vervoer toch elke week de kans te geven om hier naartoe te komen. Evenals in de vorige kerk wordt de ochtend afgetrapt met een stevige dosis rockmuziek van hoog niveau. Daar waar vorige keer in de overwegend witte kerk nog staand werd meegewiegd met het ritme van de muziek, staan de jongeren hier vooraan bij het podium te headbangen en te springen alsof ze vooraan bij een Amerikaanse rockband staan. Dat zet mij als witte Europese Houte Klaas toch wel een beetje in een schril contrast. Nadat de band het podium verlaat wordt het verschil met de andere kerk duidelijk. Hier ligt de nadruk veel meer bij de letterlijke betekenis van citaten uit de Bijbel en hebben alle bezoekers een eigen exemplaar bij zich, plus een aantekenboekje. Het begon haast te voelen of ik terug was op de middelbare school waar de docent een uitleg geeft en ik als enige mijn boeken was vergeten. Om destijds niet te laten opvallen dat je onvoorbereid in de klas zat ging ik dan maar meeknikken met wat de docent te vertellen had en vooral niet teveel opvallen, die tactiek hield ik nu ook onbewust maar aan. Op een gegeven moment kwam de band weer tevoorschijn, wat vorige keer het einde van de dienst betekende. Daar maakte ik deze keer alleen een kleine miscalculatie, want de meneer die net verhaaltjes had zitten voorlezen was helemaal niet de pastoor. Die kwam pas tevoorschijn toen ik dacht dat ik naar huis kon. Helaas maakte deze pastoor geen grapjes en als hij dat deed was het in een taal die ik niet verstond. Bovendien begreep ik niet waar hij met zijn verhaal heenwilde. Hij had het over hypocrieten, waar je die kon vinden en hoe je die kon herkennen. Ik begon bij dat verhaal zelf een voorstelling te maken van de typische hypocriet en of ik mensen in mijn kennissenkring heb die voldeden aan alle criteria. Wat nou als ik op basis van deze punten hypocrieten zou identificeren waar ik dat nou nooit achter had gezocht? Dan zouden die mensen al die tijd gedaan hebben alsof ze aardig waren, wat hypocriet zeg! Inmiddels was ik het verdere verhaal dat werd verteld allang kwijt en begon ik  mij weer dat kindje te voelen dat al veel te lang stil heeft moeten zitten en wil rennen. Na drie uur was er dan eindelijk de verlossing en kan ik concluderen dat ik de kerkdiensten hier best wel intregerend vind, maar na vijftien jaar nog steeds niet in staat ben om drie uur lang geconcentreerd te luisteren.

 

 

Roos

 

 

  1. Dansen

De beerpong in het casino, de barretjes aan het strand, de caféetjes in de drukke horecastraat, allemaal zijn ze heel gezellig, maar hebben voornamelijk de witte bevolking als doelgroep. Niet dat er bordjes op de deur hangen die anderen uitsluiten, die tijd is gelukkig al ruim twintig jaar geschiedenis. Deze uitsluiting blijft door de grote economische verschillen echter nog steeds zichtbaar. De prijzen voor bier en wijn zijn naar Europese maatstaven namelijk zeer goed betaalbaar, maar veel mensen hier kunnen zich dit niet veroorloven.

Dat betekent echter niet dat deze mensen niet uitgaan, ze gaan alleen naar andere plekken. Plekken waar ik in mijn eentje beter niet op expeditie kan gaan, maar waar we met een groepje prima een biertje kunnen bestellen en een babbeltje met de andere gasten kunnen maken. De eerste keer dat ik in de Townships een lokaal café opzocht was op een vrijdag aan het einde van de middag. De gasten aan de lange tafels waren voornamelijk hard werkende mannen en vrouwen die hier standaard hun welverdiende weekend komen inluiden. Het was er een drukte van belang en binnen in de barak was het niet veel rustiger. Mensen staan er ongeduldig in de rij voor de toonbank om hun drank te bestellen.

Dat bestellen gaat vervolgens ook vrij ruig. Ik heb drukke Happy Hours meegemaakt in Amsterdam met mensen die twee minuten voor het einde nog even twintig bier bestellen, waardoor de tafel onder de volle glazen niet meer zichtbaar was, hier maken ze het nog iets bonter. Hier wordt niet eens per glas gerekend en zal je als je een wijntje wilt een hele fles moeten kopen. Mixdrankjes zijn ook zeer populair en worden verkocht als PET fles frisdrank met een 0,75l. fles sterke drank, al nagelang waar je het mee wilt mixen. Bij het bier zijn er twee opties; je kunt halve liter blikjes kopen, of de veel populairdere flesjes lite bier. Een aantal mensen aan de tafels moeten nog terug naar huis rijden en dat kan natuurlijk niet als je teveel hebt gedronken. Gelukkig is er daarvoor lite bier uitgevonden, dat zeker twee procent minder alcohol bevat en in 0,75l. flesjes zit, zodat je per saldo minder eenheden drinkt.

Hier zat onder andere een jongen aan tafel die eerste stuurman was op een containerschip van Maersk en door het jaar heen steeds twee maanden op zee en twee maanden thuis was. Deze jongen had elke havenstad in de wereld ongeveer wel gezien en verdiende genoeg geld om buiten de Townships een huis te kunnen veroorloven. Iets wat slechts sporadisch gebeurt, aangezien dit de buurten zijn waar deze mensen zijn opgegroeid, waar familie en vrienden wonen en waar hun eigen cultuur dominant is. Bovendien moet je bij Townships ook zeker niet enkel denken aan van die golfplaten doe-het-zelf-pakket huisjes, er staan ook hele degelijke meerkamer woningen en zelfs villa’s tussen. In dit café was het gevoel van onveiligheid ver te zoeken en bevestigde de gasten ook nog eens dat er praktisch nooit witte gasten een biertje kwamen doen, terwijl ze allemaal vol trots hun succesverhaal wilde vertellen en hun ideeën over de huidige politiek hier wilde delen met ons. Het stomste wat ze dan zouden kunnen doen is ons iets aandoen. De koppen van de kranten zouden volstaan met wederom negatief nieuws over hun buurt.

Nou is dat negatieve imago niet helemaal ongegrond, want het nachtleven iets verderop in de Townships is van een heel ander kaliber. Met de volumeknop op maximaal komen de volgepakte auto’s met feestgangers aangereden en parkeren daar waar ongeveer wel ruimte is. De lokale discotheek bestaat uit een ommuurde buitenruimte met een draaitafel die dusdanig veel lawaai maakt dat degene die naast je zit onverstaanbaar is. En dan te bedenken dat het huis ernaast een woonhuis is. Dan neem je mensen die in Nederland de handhaving gaan bellen vanwege geluidsoverlast gelijk niet meer serieus. In deze herrie blijft non-verbale communicatie nog wel mogelijk en op die manier proberen, met name de meest dronken figuren, duidelijk te maken dat ze met je willen dansen. Normaal gesproken staak je die poging zodra iemand negatief reageert. Misschien dat je het na een tijdje nog één keertje vraagt, maar meer toch echt niet. Hier krijg je meer het idee dat ‘nee’  niet nee, maar: ‘als ik maar blijf aandringen is de 180e keer wellicht ja ‘ te betekenen. Echter, na een paar uurtjes en wat blikjes bier verder zijn deze charmeurs subtiel de deur uit gezet, of een paringsdans aan het opvoeren rondom een blikje met een zoete mixdrank. Zo staan na twaalven enkel de nuchtere gasten nog op hun benen en die kunnen echt dansen. De tandeloze rastafari eigenaar van de club heeft nog een poging gedaan het mij ook te leren en ik heb echt wel geprobeerd om precies te doen wat hij zei, maar het was al snel duidelijk dat ik mij voorlopig nog niet hoef aan te melden voor ‘so you think you can dance’. Het enige wat ik constant te horen kreeg was een teleurgestelde ‘no no no no’ met eenzelfde neergeslagen uitdrukking op zijn gezicht. Als een leraar die al zijn energie in een leerling gestoken heeft en vervolgens bij het nakijken van het proefwerk alleen maar rode strepen door de sommen moet zetten. Terwijl het dansje helemaal niet zo moeilijk was; Het kwam erop neer dat je steeds afwisselend met één been naar voren moest schoppen en dan de tegenovergestelde arm dezelfde kant op moest zwaaien. En dat dan het hele nummer lang op het ritme van de muziek. Ondanks dit zeer matige dansoptreden, was onze populariteit minstens zo groot als die van een ‘so you think you can dance’ deelnemer. In deze club waar witte mensen zich nooit zullen vertonen wilde iedereen met ons op de foto. Als echte celebrities zijn we door ongeveer elke mobiele telefoon digitaal vereeuwigd en waarschijnlijk op vershillende social media gezet.

Toen het al bijna richting sluitingstijd aanliep werden we door een ware delegatie van feestgangers naar onze auto begeleid, om er zeker van te zijn dat we veilig bij onze auto zouden aankomen. Deze mensen weten dat hun buurt onveilig kan zijn, maar bij het overgrote deel van hen zit het hart absoluut op de juiste plaats. Gelukkig hebben we inderdaad zonder kleerscheuren de auto bereikt, om vervolgens door het donkere labyrinth van smalle straatjes weer richting de snelweg naar de grote verlichte stad te rijden.

 

 

Roos

 

 

  1. Water poepen

 

Er zijn legio landen in de wereld waarvan je van tevoren weet dat je in de loop van de eerste twee weken ergens zwaar aan de diarree zal gaan zitten, doordat het water uit de kraan niet drinkbaar is en er in restaurants waar Rob Geus met ‘Smaakpolitie’ beter niet naar binnen kan gaan, want daar zou hij absoluut niet blij van worden. Vorig jaar werd ik na drie weken voornamelijk buiten de deur te hebben gegeten pas op de één na laatste dag geveld door de water-poep-bacterie en dit keer ging het nog veel langer goed. Ik heb hier over het algemeen altijd thuis gegeten en geen vlees gekocht als de load shedding weer eens hoogtijdagen vierdden. Je weet namelijk nooit hoe lang dat vlees in de winkels in stroomloze koelingen heeft gelegen. Wel drink ik alijd gewoon water uit de kraan, want dit is één van de weinige landen waar overal drinkbaar water uit de leidingen komt. In de steden wil het nog wel eens sterk naar zwembadwater smaken, maar desalniettemin is het drinkbaar, normaal gesproken althans…

Door de droogte in het binnenland hebben ze het hier voor elkaar gekregen dat er niet enkel een tekort aan stroom is, maar ook een tekort aan drinkwater. Een dusdanig groot tekort dat er werd gedreigd met een tijdelijke afsluiting van de kranen. Nou kan ik prima leven met een paar uurtjes kaarsen aan en het rantsoen van de laptop accu. Internet dat de ene keer zijn dag heeft en dan weer een keertje niet lig ik ook niet wakker van, maar er moet wel gewoon water uit de kraan komen. Ik ben namelijk totaal geen frisdrank drinker, waardoor mijn vocht dieet bestaat uit; water, koffie, thee en drank. De hele dag door enkel bier en wijn drinken gaat niet echt lekker werken, dus wil ik leidingwater voor de alternatieven.

Over het algemeen lees ik de kranten hier frequent en ben ik optijd op de hoogte van grappen als deze, maar dit keer las ik het hele verhaal over de ‘kraanwater load shedding’ pas achteraf en dat was om het zachtjes uit te drukken wat jammer. Ik had namelijk de betreffende avond misschien iets meer bier gedronken dan volgens de gezondheidsgoeroes goed voor je is, maar nog altijd minder dan ik in het verleden op avondjes achterover heb weten te slaan, zonder de volgende morgen voor dood in bed te liggen.

Bij aankomst thuis had ik uit gewoonte een liter water opgeklokt en nog een flesje gevuld naast mijn bed gezet. Veel water drinken na een avondje alcohol voorkomt namelijk de volgende dag een kater. Of je nou dorst hebt of niet, gewoon een liter water drinken en gedurende de nacht elk moment dat je wakker bent weer een slok uit het flesje naast je bed nemen. Dan heb je al die energydrinks en paracetamol helemaal niet meer nodig (tip voor de volgende keer stappen).

Deze morgen werd ik alleen zwaar beroerd wakker en waggelde met hevige buikpijn richting de toilet. Pas bij het wassen van mijn handen kreeg ik een vermoeden waarom mijn darmen hun werk afraffelde en de inhoud vloeibaar naar buiten transporteerden. Het water uit de kraan had namelijk eenzelfde doffe lichtbruine kleur als wat ik net in de toilet had gedeponeerd. Terug in mijn kamer zag ik dat mijn gevulde flesje nog een bodempje van deze troebele substantie bevatte, wat betekende dat ik netjes ruim een liter van dit ehm.. ‘water’ in mijn eigen afwateringssysteem had zitten pompen. Tijdens het vullen had ik hier niets verdachts gezien want ik had het licht niet aangedaan (tip voor de volgende keer aan mijzelf), maar had ik daarna niet iets raars moeten proeven? Ik heb dat laatste bodempje echter niet meer opgedronken om te testen of ik inderdaad aan de smaak had kunnen merken dat er iets mis was.

Na eerst praktisch de hele dag in bed te hebben gelegen en duizend keer de vertrouwde weg naar de wc te hebben bewandeld om weer bruin water uit mijn darmen te spuiten, ben ik toch eens op internet gaan zoeken naar de oorzaak. Het bleek inderdaad dat er van te voren gewaarschuwd was voor deze grap, maar dat meneer de waterbaas op zijn eigen Facebook had gegarandeerd dat er niets aan het water mankeerde. Het was enkel ongefilterd, maar dat maakte geen verschil voor de gezondheid. Bij degene die dit niet geloofde bood hij aan om persoonlijk langs te komen en een glas uit de kraan leeg te drinken. Ik had hem inderdaad eigenlijk moeten uitnodigen en hem moeten laten zoeken naar de bijna niet te vinden verschillen tussen dat wat ik uitscheet en dat wat er uit de kraan kwam. Terwijl het echt niet zo is dat ik overgevoelig ben voor mindere kwaliteit, praktisch mijn hele koelkast bestaat normaal gesproken uit voedsel dat volgens de THT niet meer gegeten zou mogen worden, maar nog prima ruikt en smaakt. Het heeft bijna een week geduurd voor alles weer een beetje op gang kwam en ik weer in mijn oude eetpatroon zat. Waar de gezondheidsgoeroe dan weer blij om zal zijn, want ik heb een week lang praktisch geen alcohol gedronken. Kraanwater heb ik ook niet meer ongekookt gedronken en in de keuken staan nu flessen ‘first choise pure natural spring water’, zolang de argwaan jegens de kraan niet weg is.

Gelukkig is nu toegezegd deze actie eenmalig was en dat er nu ineens weer voldoende water is. Waar dat water dan ineens vandaan komt zou ik niet weten, want in het binnenland regent het nog steeds niet en hier worden de grasveldjes en rozestruiken onveranderd rijkelijk besproeid met kostbaar kraanwater. Zou meneer de waterbaas dan toch zijn belofte zijn nagekomen en heeft hij bij iedereen een glas troebele rommel gedronken waardoor hij nu zelf borrelende darmen heeft?

 

 

Roos


 

  1. De straatverkopers

Langzaam begint de zomer in te leveren. Al om half acht ’s avonds gaat de zon onder, ’s ochtends slaapt hij weer wat langer uit en het aantal dagen met regen en zware bewolking beginnen minder sporadisch te worden. Gelukkig blijft de temperatuur nog steeds aangenaam, want mijn kleding is niet waterproof en mijn gescheurde schoenzolen al evenmin. Dit herfstachtige weer schijnt toch ook wel uitzonderlijk te zijn en er wordt gezegd dat dit één van de natste zomers in vijftien jaar is. Gelijk zou je aan Peter Timofeeff gaan denken die zijn Postbus-51 verhaaltje op tv houdt over klimaatverandering en het vaker en harder regenen. Deze naar verhouding natte zomer heeft is niet voor iedereen ongustig. Zo kent dit land onder meer een grote fruitproductie en de meeste van deze vruchten kunnen wel wat water gebruiken om mooi rijp te worden.

Ik rij over eenzelfde weg als waar ik vijf maanden geleden allemaal appel- en perenbomen zag staan die net waren uitgebloeid. Nu beginnen de bladeren al te kleuren en hangen de appels als grote rode kerstballen in de bomen. Het oogstseizoen is begonnen en de vrachtwagen, volgeladen met gevulde kistjes rijden af en aan in deze vruchtbare vallei. Appeltjes en peertjes die niet enkel voor hier zullen zijn, de beste kwaliteit zal worden overgevlogen naar het noordelijk halfrond, zodat de VS en Europa ook in het voorjaar dit najaars fruit kunnen meenemen naar school of kantoor.

Echter zullen niet alle appeltjes de vallei verlaten, want voor de lokale jeugd uit de nabijgelegen Townships is deze periode een buitenkansje om wat bij te verdienen. Gewapend met grote plastic zakken springen ze over de hekken van de boomgaarden en helpen de boer alvast een handje met plukken. Vervolgens gaan ze half op de weg staan om er zeker van te zijn dat jij als bestuurder hebt gezien dat ze wat te koop hebben. Voor een habbekrats proberen ze hun gevulde plastic tasjes te slijten aan voorbijgangers, met achter zich, door de boeren geplaatste waarschuwingsbordjes om vooral geen gestolen waar te kopen. Deze jonge ‘groentemannen’ zijn niet uniek in hun soort. In ieder seizoen vind je verkopers langs de straat met waren die ze toevallig langs de weg hebben gevonden. Zo worden in het noorden van het land veel ananassen aangeboden op nog geen honderd meter van de plantages en zijn de maïsbraaiers ook niet helemaal duidelijk over de herkomst van hun product. Eerlijker zijn dan de staatverkopers met cactusvruchten. Een lokale lekkernij die wild langs de wegen groeit en aan het eind van de zomer aan geen enkele cactus meer te vinden is. Een beetje vergelijkbaar met de walnotenjacht in sommige Hollandse bossen, waar de noten met tak en al uit de bomen worden geslagen in de herfst. Zelf heb ik die lekkernij, voor omgerekend iets van vijf cent per stuk ook van zo’n vrouwtje langs de weg gekocht en het was absoluut geen slecht fruit. Het smaakte een beetje naar een vijg, maar dan minder zoet en had de structuur van een passievrucht.

De overeenkomst tussen al deze straatverkopers was dat ze iets verkochten dat eetbaar is en waar je, wachtend voor een stoplicht ook nog best wel eens trek in zou kunnen hebben. Ergens begrijp ik dan ook wel de beweegreden om met deze koopwaar te proberen iets van inkomen te vergaren. Andere nuttige mannetjes staan ’s ochtends voor dag en dauw klaar met het regionale dagblad dat je voor dezelfde prijs als in de supermarkt van hem kan kopen. Een verkoopactie die snel voltrokken moet worden, want zodra het licht weer op groen staat wil je liever niet dat de hele rij auto’s achter je moet gaan wachten tot jij ergens van onderin je tas die paar munten tevoorschijn hebt weten te toveren om dat krantje te kunnen kopen. Het is dan ook altijd handig om wisselgeld in een bakje binnen handbereik te hebben achter het stuur.

Er zijn echter ook andere straatverkopers die over het algemeen altijd bij precies dezelfde spot staan en daar dag in dag uit dezelfde prullaria proberen in je maag te splitsen. Zo is er een man die buiten de stad, richting de Townships dagelijks zijn rollen spanriemen zonder spanner uitstalt op de vangrail en er zodra het stoplicht op rood staat mee langs alle autoportieren loopt. Ik heb alleen nog geen enkele keer ’s ochtends in de auto gezeten met de brandende behoefte aan blauw-witte spanriemen. Tegenwoordig draai ik ook mijn raampje even dicht als ik zijn territorium binnenrijd zodat ik niet nogmaals vriendelijk hoef te bedanken voor zijn prachtige aanbod.

Op de drukkere kruispunten binnen de stad staan ook mannetjes, maar die weten met nog veel grotere onzin voor de dag te komen. Met velgekleurde molentjes, die je als kind op je zandkastelen zet, verschoten shirtjes van Barcelona, zonnebrillen, zelf in elkaar geknutselde loopeenden en nog meer troep die je langs de Franse Rivièra ook voor teveel geld aangeboden krijgt. Ik heb ondertussen zo hier en daar wel wat souveniertjes voor het thuisfront bij elkaar gescharreld, maar vreemd genoeg heb ik niets gevonden dat de moeite waard was bij al deze zelfstandige koopmannen. Wel heb ik ze af en toe de laatste sneetjes van mijn brood gegeven die ik zelf niet meer hoefde, omdat ik ze bevroren niet meer van elkaar af kon krijgen. Gretig wordt dit dan van je aangenomen en waarschijnlijk heeft die man daar zelfs nog meer aan dan dat ik wegroestende decoratie van hem had gekocht.

 

 

Roos


 

Openbaar vervoer

 

Voor ieder wissewasje pak ik hier de auto en heb ik al eerder de noodzaak van een eigen wagen om je te kunnen verplaatsen in deze stad uitgelegd. In een land waar het verschil tussen arm en rijk zo groot is als het verschil tussen water en vuur is het niet verbazend dat een groot deel van de bevolking zich geen auto kan veroorloven. Alles wat binnen een paar kilometer ligt zal over het algemeen, met kinderen op de rug gebonden, worden afgelegd met de benenwagen. Op het moment dat de halve stad moet worden doorgecrosst, of mensen willen de stad uit om familie op te zoeken moet er gebruik worden gemaakt van het openbaar vervoer of worden gelift.

De lifters staan voornamelijk net buiten de stad langs de snelwegen, waar ze zich op levensgevaar­lijke punten stationeren, zodat hun bordjes met hun gewenste eindbestemming vanuit de auto goed leesbaar is. Soms houden ze daarbij ook wat briefgeld in hun handen, om aan te geven dat ze bereid zijn compensatie te betalen voor de benzine. Deze lifters zijn lang niet altijd alleen, soms zijn het hele gezinnen en die steken ook hun duim omhoog als ik daar in mijn kleine Chico met medepassagiers langsrijd. Zelfs met goede wil zou dat nooit gaan passen in die auto. De kans op geluk is groter als er bakkies op de weg rijden, waar rustig vijftien man in de laadbak kunnen zitten. Waar je in de open bak een prima frisse neus kunt halen als de chauffeur met 120 km/h over de snelweg scheurt.

Binnen de stad hoeft niet gelift te worden, want daar is openbaar vervoer dat bestaat uit herkenbare minibusjes die wild toeterend door de stad schuren, stoplichten en medeweggebruikers negerend. De bijrijder hangt al rijdend half uit de open schuifdeur ‘town, town, town!’ te roepen. Wat de indruk wekt dat alle busjes precies dezelfde route afleggen, want ik heb nog geen enkel gastje iets anders dan dit horen roepen. Ik vraag mij alleen af hoe je weer thuis moet komen als je eenmaal in ‘town’ bent. Hoe ga je ooit de juiste bus vinden? Tijdsgebonden zijn ze namelijk niet, er zijn geen bushaltes, je hoeft maar met je hand te zwaaien en je wordt opgepikt langs de weg en geen herkenbare verschillende lijnen.

Deze busjes slingeren tussen de rest van het door en maken stiekem gebruik van de gloednieuwe busbaan die in het midden van de weg de twee rijbanen scheidt. Stiekem, want deze rijbanen zijn niet aangelegd voor deze minibusjes. Ze zijn er voor het nieuwe busnetwerk dat door de hele stad zou gaan rijden volgens een tijdschema. Zou, want de lijn was maar een zeer kort leven beschoren. Deze dienst die voor alle inwoners veilig en betrouwbaar moest zijn werd als een te grote concurrent gezien door de huidige machthebbers op de weg en na wat vernielde bussen, bedreiginkjes en sabotage van de lijnbaan was het snel afgelopen. De minibusjes zijn de vervoerder bij uitstek voor de mensen uit de Townships die voor hun werk binnen de stadsring moeten zijn. De witte bevolking maakt praktisch geen gebruik van deze busjes, maar indien ze niet met de auto gaan, komt er nog een derde partij in het spel, namelijk de taxichauffeurs. De chauffeurs van Uberpop kunnen inmiddels meepraten over de sterke invloed die taxichauffeurs kunnen uitoefenen op hun potentiële concurrenten. Op het moment dat er namelijk een busliijn zou zijn waar mensen gebruik van zouden durven te maken zonder bang te zijn dat ze zullen worden afgezet, beroofd, of last krijgen van ongewenste intimidatie, kan dit een aantrekkelijk alternatief zijn voor de dure taxi ritjes. De kans dat deze nieuwe  bus op korte termijn een nieuwe slag durft aan te gaan met zijn directe concurrenten is niet zo groot, wat zal impliceren dat de aangelegde buslijnen langzaam in verval zullen raken en eenzelfde lot ondergaan als een ander transportmiddel, de trein.

Ook al is het klagen op de NS in Nederland één van de meest favoriete hobbies van de gemiddelde forens, zo slecht zijn onze spoorlijnen niet. De trein zal misschien soms door een onaangekondigd blaadje op de rails een minuutje later op de plaats van bestemming zijn en de laatste zitplaats kan zijn ingenomen voor jij de trein instapte, je zal uiteindelijk je einddoel halen.

Tussen de grote steden hier loopt ook nog steeds een spoorlijn, die vroeger ook wel gediend heeft als passagierslijn, maar ook hier heeft het gevoel van onveiligheid toegeslagen. De passagierstreinen die nog rijden worden niet gebruikt door toeristen en meer welvarende inwoners. De reden dat er nog steeds gebruikt wordt gemaakt van een aantal spoorwegen is om goederen te vervoeren vanaf en naar de havens. De overige treinenbanen die door het land lopen zijn overgelaten aan de grillen van moeder natuur. Al staan er nog wel bij elke oversteek stoptekens en waarschuwingsborden voor eventueel overkruisende treinen. En zo braaf als de meeste automobilisten zijn verminderen ze inderdaad vaart om niet tegen deze mogelijke trein op te botsen.

Nou moet gezegd worden dat lange afstanden met de trein tegenwoordig waarschijnlijk ook als te tijdrovend zal worden gezien, aangezien je met het vliegtuig voor acceptabele prijzen het land in anderhalf uur diagonaal kan doorkruizen. Toch zou de toeristenindustrie baat kunnen hebben bij een goed functionerend treinen netwerk. Reizen over land blijft nog altijd de beste manier om landschappen in elkaar over te zien gaan en in gesprek te komen met medereizigers. Op het moment dat mensen bovendien zich weer veilig voelen in het openbaar vervoer, kan dit de angst voor de grote boze buitenwereld sterk reduceren.

 

Roos

 

 

De politie

 

De politie is je beste vriend wordt er altijd gezegd. Dat is over het algemeen wel waar, maar hier vind je ook politie die niet helemaal eerlijk is en het is lastig om het verschil tussen de twee te zien. Het vertrouwen in oom agent is onder de lokale bevolking ook niet groot, aangezien de criminaliteits­cijfers onveranderd hoog blijven. Overvallers worden in de meeste gevallen niet getraceerd en op het moment dat ze worden ingerekend staan ze binnen no-time weer op straat. Iets dat tot gevolg heeft dat mensen nog wel eens besluiten zelf voor rechtertje te gaan spelen en er een oorlog tussen gemeenschappen ontstaat waar onze Mocro-maffia oorlog niet aan kan tippen.

Zolang je niet wordt overvallen of je voor Mohammed Ali hebt voorgedaan tegen de verkeerde mensen kom je met de politie in het bureau niet in aanraking. De kans dat je ze op de weg tegen zal komen is dan alweer wat groter, zeker rondom december, als er veel vakantieverkeer op de weg is en mensen nog wel eens wat meer willen drinken dan zou mogen als je nog achter het stuur kruipt daarna.

Ik heb het voor elkaar gekregen om in die periode vijf keer in een fuik terecht te komen, al stelt dit normaalgesproken niet voor. Ze checken je rijbewijs, want die zijn hier niet altijd op de juiste manier verkregen en ruiken gelijk op ze een alcohollucht waar kunnen nemen. Dat ik elke keer er tussenuit werd geplukt en de fuik in mocht kwam mede door de oude auto waarin ik rijd, want die controleren ze op van alles en nog wat. Indien je namelijk rijdt met een auto die volgens hun een gevaar op de weg is, kan je dat best wel wat centjes gaan kosten. Het enige echte mankementje aan mijn auto is de ‘tikkende tijdbom’ in het dashboard kastje. Op het moment dat ik net wegrijd blijven de alarmlichten nog een tijdje knipperen en hoor je een tikkend geluid op het ritme van de lichten. Op attenderende mede weggebruikers na heb ik nooit iets nadeligs gemerkt aan deze ‘tikkende tijdbom’ en er ook nooit iets aan laten doen. De politie kan zich dan beter bezighouden met echte wrakken die je op de snelweg tegenkomt. Auto’s met een gebroken voorruit die met tape weer aan elkaar is geplakt, waardoor het halve zicht verdwenen is. Dikke deuken aan de zijkant, waardoor portieren niet meer open kunnen. Auto’s waarvan de halve voorkap verdwenen was en je recht op de motor kon kijken. Je kunt het zo gek niet bedenken of het rijdt hier gewoon over de vluchtstrook over de snelweg. Zolang men het nog voor elkaar krijgt om hun bak op de één of andere manier te laten starten zullen ze er in blijven rijden. Een beetje controle op de wrakken die deelnemen aan het verkeer kan dan ook geen kwaad en ik kan dan ook wel begrip opbrengen voor deze massale acties.

Andere individuele acties zijn wat minder netjes en kosten nog veel meer geld. Sommige politie beunhazen verdienen in hun vrije tijd een centje bij door langs de kant van de weg nieuwe huurauto’s aan te houden. Over het algemeen zitten er in deze huurauto’s namelijk toeristen die geen flauw benul hebben hoe de politie hier te werk gaat en die, in tegenstelling tot mensen hier een overdosis aan contanten bij zich hebben. Nu heb ik hier dit keer nog geen seconde last van gehad, maar vorig jaar ben ik wel twee keer aan de kant gezet. De eerste keer zou de snelheidsgrens zijn overschreden en moest er, omgerekend 50 Euro handje contantje worden afgetikt. De tweede keer zou de doorgetrokken lijn enigszins zijn overschreden bij het inhalen en werd er maarliefst 100 Euro geeïst. Ware het niet dat ik net had getankt en dat dit tankstation de creditcard niet accepteerde. Al het contante geld dat over was was opgegaan aan benzine, waardoor ik deze ‘agenten’ niet meer te bieden had dan, omgerekend nog geen anderhalve cent. Voor dat bedrag deden ze het niet en kon de dans worden ontsprongen. Gelukkig maar, want anders zou ik onwetend als ik toen was de corruptie in dit land nog hebben lopen sponsoren ook. Uiteraard kan ook de politie hier je opeens op de hielen zitten als je duidelijk veel te hard rijdt, of op een andere manier opvalt in het verkeer, maar er zal nooit worden gevraagd om contant te betalen. Mocht je dat meemaken, maak dan duidelijk dat je een acceptgiro wilt en anders niet betaald. De grapjassen die voor agentje zijn gaan spelen taaien dan al snel af met een boodschap in de trent van; ‘Je hebt deze keer mazzel dat mijn computer het nu niet doet, maar volgende keer heb je een probleem.’

 

 

  1. Het Afscheid

 

Aan de ene kant is deze hele periode voorbij gevlogen, maar aan de andere kant voelt het ook wel weer als heel lang geleden, dat ik door deze hal liep waar mensen druk bezig waren om de Kerstboom eeuwen voor Kerst al op te tuigen. Ik heb mijn backpack van buiten ook als een Kerstboom opgetogen met tassen, schoenen en een zwart-geel-groen-wit-rood-blauwe vlag. Het was een hele operatie om al mijn verzamelde rommel van de afgelopen maanden in tassen te proppen, maar het is uiteindelijk gelukt. En voor het geval ik niet meer dan één tas aan grote bagage mag hebben heb ik mijn Kerstboom laten sealen tot één groot pakket en bij de check-in op de lopende band afgevoerd zien worden.

Ik kwam hier om het toeristische hotspot tripje van vorig jaar te kunnen overschaduwen en uit te vagen door een nieuwe unieke herinnering en om het land beter te kunnen doorgronden, begrijpen en te voelen dan ooit tevoren. Hierin ben ik met vlag en wimpel geslaagd en heb kennis mogen maken met veel verschillende maskers die dit land op kan zetten. De schrijnende momenten waarop je wordt geconfronteerd met je eigen welvaart. De zonnige momenten die zoveel aantrekkelijker zijn dan de Hollandse kwakkelseizoenen. De momenten van ultiem genot, door enkel gelukkig te zijn met de mensen om je heen op unieke plaatsen waar verder de stilte van het niemandsland de sfeer bepaalt.

Ik heb mogen ontdekken hoe belangrijk mensen, die je nog maar net kent kunnen worden in je leven en hoeveel liefde je andere kinderen kunt geven, zonder ze lang te kennen. Hoe vertrouwd je raakt met de vrouw achter de kassa in de supermarkt die elke zin afsluit met ‘my love’. Met de geduldige jongen in de telefoonwinkel die gemiddeld twintig minuten nodig heeft om een simkaart te activeren. Het meisje van de sportschool die het idee heeft dat ze op de Noordpool werkt en nog nooit haar jas uit heeft getrokken. Of het mannetje bij het stadion dat dagelijks wild staat te gebaren waar je je auto moet parkeren als je de bocht naar links neemt. In al die maanden heeft hij nooit opgegeven, ondanks dat ik daar helemaal niet hoef te parkeren en als ik dat wel had gemoeten niet dat ene plekje zou willen dat net binnen betaald parkeren valt.

Ik heb mijn adrenalinegrenzen opgezocht door een gigantische boa om mijn nek te hebbben, van rotsen in watervallen te springen, leeuwen en witte haaien op te zoeken (en beide te vinden) tussen zeeleeuwen te zwemmen en een rodeotocht van een paar seconde op de rug van een struisvogel te maken.

Ik heb gezien hoeveel pijnlijke fouten er worden gemaakt in het huidige politieke klimaat. Hoe sterk de verschillende bevolkingsgroepen nog langs elkaar leven. Hoe ongelijk de kansen van kinderen nog steeds zijn waar het nieuwe schoolsysteem van twintig jaar terug dat juist teniet had moeten doen. Hoe gelukkig mensen ondanks alles kunnen worden van niets en overal het positieve in blijven zien. Het leven hoeft niet perfect te zijn om het goed te hebben lijken de mensen te willen uitstralen. Waar menig Europeaan chagrijnig zou worden als het brood nog niet in de schappen ligt zal men hier zijn schouders ophalen en later terugkomen. Het is hier inderdaad geen uitzondering als dingen niet of anders gaan dan je had verwacht of gepland. Als iemand aangeeft je de volgende dag voor vijf uur terug te bellen, moet je er altijd voor zorgen dat je zijn telefoonnummer hebt, want de terugbel kans is niet zo groot. Je kan je daar aan gaan lopen ergeren, of niet. Hier doen ze dat niet, met als gevolg dat je hier ook niemand zal vinden die tegen een burn-out aanloopt of depressief is doordat er niet aan de te hoge verwachtingen van de maatschappij voldaan kan worden.

Waarschijnlijk is dat ook de belangrijkste les die ik van iedereen hier in dit land heb geleerd. Er is niet veel nodig om gelukkig te zijn en wie meer zoekt zal het beginsel van geluk nooit ervaren.

Nog steeds zal ik hier kunnen blijven bijleren en voelt dit land met zijn gigantische identiteitscrisis als thuis. Een land waar Nelson Mandela waarschijnlijk soms met tranen in zijn ogen van teleurstelling op zal neerkijken, omdat er op dit moment niet veel over is van zijn idealen. Aan de andere kant mag hij ook trots zijn op dit land waar meer gelachen, gezongen en gedanst wordt dan in menig ander land. Mijn liefde voor dit land wil echter niet zeggen dat Nederland niet meer als mijn thuisland voelt, ik heb er alleen een nieuw thuisland bijgekregen. Waar ik mij als een vis in het water voel tussen alle verschillende culturen, de overdonderende natuur en gastvrijheid. Een land waarvan ik mijn eerste bezoek beter niet had kunnen doen, mijn tweede bezoek een paar jaar eerder al had moeten doen en er wellicht ooit in de toekomst een bezoek komt dat mij daar houdt…

 

Nkosi sikelel’ Afrika
Maluphakanyisw’ uphondo lwayo,
Yizwa imithandazo yethu,
Nkosi sikelela, thina lusapho lwayo.


Morena boloka setjhaba sa heso,
O fedise dintwa le matshwenyeho,
O se boloke, O se boloke setjhaba sa heso,
Setjhaba sa South Afrika – South Afrika.


Uit die blou van onse hemel,
Uit die diepte van ons see,
Oor ons ewige gebergtes,
Waar die kranse antwoord gee,


Sounds the call to come together,
And united we shall stand,
Let us live and strive for freedom,
In South Africa our land.

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.