Ik heb tot nu toe nog zeer weinig last van de grote aftakeling die, volgens men, vanaf je vijfentwintigste wordt ingezet. Ik kan nog steeds drinken als een student, klokjes rondwerken en de volgende ochtend nog energie hebben om te gaan zwemmen. Tot vorige week de periode van lange droogte bij mij gepaard ging met onaangekondigde niesbuien, een kriebelend gehemelte, loopneus en jeukende ogen. In eerste instantie was het alleen op het werk, waar ik de vazen vol lelies de schuld van gaf en alle bloembossen naar tafels zo ver mogelijk weg op het terras verhuisde. Op dat moment was deze actie voldoende, maar niet veel later was ik thuis ook in mijn ogen aan het wrijven en had de tissues bijna non-stop om mijn neus hangen. Dit keer ging het naar buiten gooien van de bloemen niet helpen, want de enige planten die er staan zijn plastic narcissen en de uien in de koelkast die daar al veel te lang liggen. Nu kon ik niet meer ontkennen dat ik voortaan gevoelig zal blijven voor hooikoorts.
Het hoogtepunt van mijn pollenpest was afgelopen donderdag en vrijdag toen de temperaturen bijna tropisch waren en de populieren rondom het café meer sneeuw produceerden dan de afgelopen vijf Hollandse winters bij elkaar. Ik weet niet of deze sneeuw werkelijk de dader was. Voor hetzelfde geld was het een ander onzichtbaar polletje dat bij elke stap die ik mij buiten waagde mijn zintuigen helemaal gek maakte. In gedachten had ik de sadisten van Ruimtelijke Ordening bij de gemeente, die al die bomen ooit een goed idee hebben gevonden, al duizend keer de nek omgedraaid. Het ging mij ineens ook veel meer opvallen hoe hoog gras in de bermen mag groeien, hoeveel bomen er in Amsterdam Noord staan en hoeveel mini pluisjes er in de lucht schitteren. Dit hele stadsdeel is ingericht als kweekvijver voor de pollenpest, wat de sterke stijging patiënten kan verklaren. Vergeleken met de rest van de stad wonen naar verhouding de meeste Amsterdammers met hooikoorts klachten boven het IJ. Buiten alle parken en groene bermen komen hier bovendien de verse pollen uit het Waterland binnengewaaid en is de concentratie van deze allergenen groot.
Het is met hooikoorts namelijk zo dat je in de leven bij veelvuldige blootstelling aan pollen antistoffen kan gaan maken die op den duur een reactie aangaan met de indringer en op een zwaar overdreven manier deze te lijf willen gaan. Zie het als de sketch van Monty Python waarin de heren proberen een mug te doden met een mitrailleur.
In ons bindweefsel zitten namelijk mestcellen die ons lichaam beschermen tegen ongenode gasten als we bijvoorbeeld een wond hebben opgelopen en daardoor een open grens creëren voor bacteriën. Als je het IJ induikt, maar het water toch nog erg koud is en je van schrik een slok water binnenkrijgt. Of de hele dag in de volkstuin hebt zitten tuinieren en daarna met diezelfde vingers de net geplukte aardbeien in je mond stopt. Voor al die situaties staat dit leger mestcellen klaar om de binnengedrongen terroristen aan te vallen. Voor al deze scenario’s heeft het lichaam die mestcellen hartstikke goed bedacht. Echter, tegenwoordig loopt hygiëne als een rode draad door onze dagelijkse gewoonten en pakken we de terroristen zelf aan met Betadine, chloor en Dettol. Denken we dat we dood gaan als we een mes gebruiken dat op de grond is gevallen, of uit hetzelfde glas drinken. Het gevolg is dat het eens zo essentiële mestcellenleger steeds meer is veranderd in een soort clubje militairen gestationeerd in Uruzgan. Dat uit verveling maar random mensen gaat lastigvallen op straat. Zo reageren de mestcellen bij hooikoorts op de pollen waar ze receptoren voor hebben ontwikkeld alsof ze levensbedreigend zijn. Ze strooien vervolgens een lading histamine uit wat ervoor gaat zorgen dat het lichaam in oorlogsstand gaat en je hoofd net zo beroerd aanvoelt als wanneer je een griepvirus hebt opgelopen.
Zelf heb ik absoluut geen last van smetvrees. Ik eet het liefst alles met mijn vingers die niet zijn gewassen met Dettol, negeer regelmatig de houdbaarheidsdata op verpakkingen en was lang niet al mijn fruit van tevoren. Met deze gewoonten was ik altijd in de veronderstelling dat ik mijn mestcelletjes voldoende klusjes gaf om niet als een stel verveelde hangjongeren tegen onschuldige pollen te hoeven trappen. Dan komt toch weer de eerste theorie naar boven dat de hoeveelheid pollen een belangrijke rol speelt. Maar die wordt door ander onderzoek weer tegengesproken met de bewering dat mensen in de stad eerder verschijnselen van hooikoorts en andere allergieën vertonen dan mensen die op de boerderij wonen. Terwijl die doorgaans toch meer in contact staan met bloeiende bloemen, bomen en grassen. Vandaar dat er ook het vermoeden bestaat dat de concentratie koolstofdioxide een rol speelt, die hier binnen de ring een stuk hoger is dan rondom een boerderij in Friesland. Bovendien stijgen deze concentraties ongeveer net zo snel als het aantal mensen met hooikoorts en andere allergische reacties.
Want deze allergie moet wel iets van de moderne tijd zijn lijkt mij. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat het bijvoorbeeld in de tijd van de Prairie-indianen al voorkwam. Stel je voor dat zo’n indiaan zijn best deed om geruisloos een bizon te benaderen en dan in dat hoge prairiegras werd bevangen door eenzelfde eindeloze niesbui als ik vrijdag constant had. Dan waren die indianen al uitgestorven geweest voor heel Columbus voet aan wal zette. Vervolgens heb ik uiteindelijk een pilletje gekregen dat alle receptoren van deze mestcellen blokkeert waardoor ik zonder verder niezen en oogwrijven de verdere week en zomer door kan. Die pillen had die indiaan niet.