Er bestaan maar weinig producten die zo populair zijn en zo weinig ingrediënten hebben. Zelfs voor een pasta Bolognese moet je meer in je boodschappenmandje stoppen. Het eerste ingrediënt hoef je niet eens te kopen, want die heb je sowieso al in huis: water.
Water:
Brouwerijen hebben het vaak over natuurlijk bronwater en ‘volgens traditioneel recept’. Ik mag hopen dat ze hier niet de waarheid spreken, want de bronnen uit 1800 wil ik niet in mijn bier hebben.
Kraanwater moet aan een waslijst aan zuiveringseisen voldoen, dus voor dit eerste ingrediënt zet je gewoon de kraan in de keuken open.
Als je pannetje vol zit met water moet die worden verwarmd naar ongeveer 60 graden, dit kan per biersoort een paar graden verschillen. Als het water op temperatuur is, is het tijd voor het tweede ingrediënt: mout.
Mout:
Mout is eigenlijk de embryo van een gerst plantje, een graansoort die je herkent aan de lange voelsprieten die om de korrels staan. Deze korrels worden in een mouterij vochtig gemaakt, waardoor de korrels denken dat het tijd is om te ontkiemen. De korrel zelf is namelijk als ingeblikt eten, je krijgt het niet zomaar open. En als het open is, blijken er allemaal eindeloze slierten noodles in te zitten die ik gewoon als een boer eerst in stukjes hak voor ik ze kan eten. Bij het ontkiemen maakt de gerst korrel als eerste zijn eigen blikopeners (enzymen) aan en daarna kleine mesjes (andere enzymen) waarmee hij alles in het blik in kleine stukken kan snijden.
Op dat moment wordt er abortus gepleegd en gaan de gerst embryo’s in een oven om te drogen.
Om het de mesjes en blikopeners nog wat makkelijker te maken als de mout straks in het water ligt gaat de mout in een molen om de korrels tot kleinere stukjes te malen.
Nu is het tijd om te maischen, wat betekent dat we een Brinta papje gaan maken van de mout in het warme water. Dit Brinta papje moet alleen niet net zo’n blok beton gaan worden als ik vroeger naar binnen moest zien te krijgen, je moet er nog steeds normaal in kunnen roeren. Langzaam maken we de pap steeds een beetje warmer, waardoor de mesjes goed aan het werk kunnen en de lastige lange slierten noodles (zetmeelmoleculen) makkelijk in kleine hapklare brokjes (glucose moleculen) kunnen snijden. Zodra dit is gelukt gaan we alles zeven, want we hoeven geen lege blikken in ons bier te hebben. Het water (de wort) heeft al aardig de kleur van bier, maar smaakt naar zoet geweekt brood. Als het helemaal gezeefd is hou je een zeef vol smakeloos kaf over dat als veevoer wordt gebruikt, maar aangezien ik geen varken op mijn balkon mag houden gooi ik dit altijd weg. Het gezeefde wort gaat weer terug in de pan om te koken, waarbij het volgende ingrediënt erbij komt: hop.
Hop:
Hop is een plant uit de hennepfamilie en dat ruik je gelijk. Zodra de hop is toegevoegd ruikt de kamer of je vijftienjarige buurjongens naast je staan te blowen. Vroeger was de hop heel belangrijk om het bier langer te kunnen bewaren, maar nu is het alleen voor de smaak. Hoe meer hop je in het bier doet, hoe bitterder hij gaat worden. Nadat het wort lang genoeg heeft gekookt en tot rust is gekomen moet het kokende sapje nog één keer worden gefilterd. Alle enzymen (de blikopeners en messen) zijn tijdens het koken namelijk kapot gegaan en drijven nu als witte wolken door het aankomende bier. Daarnaast moet ook de hop er weer uit, want je wil ook geen losse blaadjes die naar hennep ruiken in je flesje hebben straks. Als alles gezeefd is, moet de pan worden afgekoeld, want het laatste ingrediënt kan niet tegen temperaturen boven de 40 graden: gist.
Gist:
Nu komt er een heel spannend moment, want nu gaan we een levend iets, dat lijkt op hele kleine minibeestjes toevoegen. De gist komt op een plek terecht dat voor hen één grote snoepwinkel is, want zij zijn dol op de glucose die door de enzymen is gemaakt. Bij het opeten van de glucose doen ze hetzelfde als wanneer wij chili con carne eten; ze produceren gas en stront. Om te voorkomen dat de druk niet te hoog wordt moet het gas kunnen ontsnappen, maar de stront is de alcohol die wij erin wilde hebben. Na een paar weken zal te zien zijn dat er geen gas meer ontsnapt, wat dus betekent dat er ook geen alcohol meer gemaakt wordt en dat het eten (de glucose) op is.
Nu is het tijd om het bier in de flesjes te doen, maar we hebben alle lucht laten ontsnappen dus nu hebben we dood bier. Aangezien we niet in Engeland zijn moeten we daar nog even iets aan doen. Het gist kan best wel lang zonder eten, dus zodra we nieuwe glucose regelen gaan we weer gewoon verder met omzetten. Dat hoeft niet veel meer te zijn, het gaat puur om de koolzuur die we in het flesje niet gaan laten ontsnappen. Daarom doen we in de flesjes nog een heel klein beetje glucose, vullen hem met bier en zetten er een kroon op zodat de koolzuur in het flesje moet blijven en wij over een paar weken een lekker biertje hebben!